Loreley
(1882)–Pol de Mont– Auteursrechtvrij
[pagina 128]
| |
II.
Daar bloeit, op het graf, een vergeet-mij-niet,
diep tusschen de treurende halmen.
Daar hijgt door de gerzen een rouwvol lied, -
de vogelkens hoort men er psalmen.
Het houtene kruisken bedekt er den grond,
verbroken, vermolmd, verlaten;
klimmerbladerkens slingeren er rond -
Arme doode! Wat kan het u baten?
Daar ruischen winden over het graf
en laten hun ‘Requiem’ hooren;
zij schudden van 't lover den dauwdrop af -
Die zal, wie daar sluimert, niet stooren!....
Daar bloeit op het graf een vergeet-mij-niet,
de vogelkens hoort men er psalmen -
Ach! zij die daar sluimert, zij trilt bij dat lied
en zucht.... diep onder de halmen.Ga naar voetnoot1)
|
|