Loreley(1882)–Pol de Mont– Auteursrechtvrij Vorige Volgende [pagina 114] [p. 114] LXIII. Wat heb ik, bevend, vaak, mijn hand, in slapelooze nachten, vol smeeking, naar uw beter strand gereikt, het hert vol bittre klachten! Wat heb ik, willoos, onbewust, in bangen droomensstonde, zoo innig uwe hand gekust, mijn mond gedrukt op uwen monde! Zeg! hebt gij nimmer zulks gevoeld? - in 't hert een luider jagen, een bloedslag die daar wilder woelt, een wondre vreeze, een plots versagen; iets weeks, een wrange en zoete pijn die men geen naam kan geven! - O zoo gij 't voeldet - kan zulks zijn! dan kwam mijn ziel naar de uwe zweven! Dan liet zich op uw wangen licht iets als een zephyr voelen. - Dàt was mijn kus op uw gezicht! Uw heete hersens kwam hij koelen. Vorige Volgende