Loreley(1882)–Pol de Mont– Auteursrechtvrij Vorige Volgende [pagina 106] [p. 106] LVIII. Nog trilt uw kus op mijne lippen, nog voel ik uwer handen druk: mijn hert vloeit over van geluk, en toch, geen woordje kan me ontglippen! Nog gloeit uw ziele in mijne ziele, als straks, nauw over éénen stond, toen ik, den hemel uit uw mond opslurpend, u voor mij zag knielen! Nog geurt uw adem om mij heen, lauw, balsmend, op de morgendwinden.... Ik mocht? kussen, u verslinden met kussen - 'k sta weer gansch aleen.... Nog is het nacht! Bedwelmd, aan 't wanken, blijf ik hier waren rond uw cel,.... niet wetend wat ik wil.... toch wél: U nogmaals zoenen, nogmaals danken! [pagina 107] [p. 107] En wagglend langs het pad, aanschouw ik nog steeds uw venster, half nog licht... - O gij, die daar in sluimer ligt, ik kleef aan u, op u betrouw ik: En 'k zweer het; - hoor het, vliênde nacht! - Zoo waar als ik u heb bezeten, bewondrend moet al de aerde weten uw liefde, uw zoetheid, en uw macht! Vorige Volgende