Loreley(1882)–Pol de Mont– Auteursrechtvrij Vorige Volgende [pagina 94] [p. 94] LII. Kom hier! en eer ik ga, mijn kind, laat me u nog eens aanschouwen. Ontsluit nog eens uw raam! - De wind is lauw, de kimmen blauwen; het daagt!.... - Ja, 't moet gescheiden zijn! Blik nog eens uit....: uw bloemen ontwaken onder uw vensterkijn en geuren, als wouden ze u roemen. Wat zijt gij schoon.... Blijf zóó een poos, blijf lang, zóó, mij bestaren.... En plukt gij mij thans uwe schoonste roos, ik zal ze op mijn boezem bewaren. En wenscht gij mij nu, in den uchtendgloed, een ‘zaligen nacht’ en ‘tot morgen’, dan ga ik mijn wegen, beschermd door dien groet dan ducht ik noch kommer noch zorgen [pagina 95] [p. 95] En staat gij daar zoo, in het wordend licht, in dien mantel der golvende lokken, dan zal mij wel zeker uw lachend gezicht, gansch den dag, in uw armen lokken!.... Nat moge nu 't mos zijn! Ik leg me er te rust ginds, onder de ruischende boomen: Zoo, ‘lijk gij mij nu voor het afscheid kust, zweeft immer uw beeld, in mijn droomen! Vorige Volgende