Loreley(1882)–Pol de Mont– Auteursrechtvrij Vorige Volgende [pagina 92] [p. 92] LI. Naar buiten nu! Naar buiten, kom, dwalen in 't wijde, vrije, afgelonkt van blad en blom dicht saam, zijde aan zije. Nacht is 't nu. De sterren, tot groet, kwisten hun lustigste stralen. 's Nachts is 't dat, wie lief heeft, moet onder de dreven dwalen. 's Nachts is 't, buiten, onder het groen, dat men weg moet geven, zóó - één enkelen, smachtenden zoen - gansch zijn ziel, zijn leven! 's Nachts is 't, in de donkerheid, onder het loof gezeten, dat men aerde en eeuwigheid, kussend, moet vergeten. Kus mij, kus mij dan! De wind klapwiekt, hoor! in de blaren.... Kus mij; berg mijn hoofd, mijn kind, onder uw lange haren. [pagina 93] [p. 93] Kus mij.... Hoor: het grasperk leeft; 't walmt ons ambergeuren, boven ons iets wonders zweeft; stemmen hoor ik neuren! Kus mij, kind! - En zinkt gij dan, moe, uw lief in de armen, dan zal ik, - de kracht! - als man, mij der zwakke ontfermen. Dan zal ik u, zoo gij dorst, kussend laving geven, ik - uw kranke, matte borst drenken, met nieuw leven! Vorige Volgende