Loreley(1882)–Pol de Mont– Auteursrechtvrij Vorige Volgende [pagina 89] [p. 89] L. De laatste vlam der kaers verlichtte half rood, half groen, den zwarten muur: dan stond een poos uw blank gezichte beglanst, als door een toovervuur. Ik zag, hoe gij de blikken richtte’ ter stalen plaat, waar uur na uur, trots al ons smeeken, henenzwichtte.... en 'k zag u weenen op den duur! Toen heb ik zacht u toegesproken, en gij, de wimpers half geloken, rustte’ op mijn boezem, lang, zeer lang.... En lang, naast u ineengedoken, volgde ik der vlamme stervend smoken.... - En de uur ging immer haren gang... [pagina 90] [p. 90] Daar klonk geen woord.... In stillen vrede sliep uw salet.... aléén de schijn der maan, kwam heimlik door 't gordijn van 't halfgeopend raam gegleden. Was dat beloning uwer pijn? Voorspelling inn'ger zaligheden? Dra schiep, rond uwe slanke leden, het halve licht een gouden lijn. Toen heb ik, vóór u neêrgezegen, met bei mijn armen uwe kniên omvaân, en smeekend opgezien naar u. - Gij hadt zóó lang gezwegen,.... plots hebt ge u aan mijn borst gevlijd.... een kus,.... en alles was gezeid! O nacht, vol eindloos rustloos kozen.... Hoe lang.... wat vlucht gij toch zoo ras, wen, ver, een klagend hondgebas aleen weerklinkt bij lange poozen; wen, onder 't raam, in plas bij plas de regen droppelt; - eindeloos en verward de winden zuchten loozen door 't ingesluimerd struikgewas....; [pagina 91] [p. 91] wen, borst op borst, twee stervelingen, wier mond één zelfde woord herhaalt, wier blik het hoogste heil ontstraalt, malkanders ziel in 't herte drinken, gansch de aerd vergetend, - mond op mond! - Duur eeuwig, nacht! Nog is 't géén stond! Vorige Volgende