Loreley(1882)–Pol de Mont– Auteursrechtvrij Vorige Volgende [pagina 82] [p. 82] XLVI. En op mijn boezem liet zij zacht heur mollig hoofdje zinken. O! wijk niet, schittrende sterrenwacht! O! morgend, wil niet blinken! En op dien boezem heeft zij lang heur tranen laten vloeien. Die heb ik gekust van haar bleeke wang: als kolen voelde ik ze gloeien! Toen heb ik 't gezworen. - Van al die smert en 't ongedeelde lijden, die wonden van 't ontgoocheld hert, zal niets aan mijn lippen ontglijden. Want, moest ik, al was 't maar een woord, maar één - van die sombre geheimen verklaren, mijne arreme ziele vloeide daarheen, betooverd, te niet, in de baren! Vorige Volgende