Loreley(1882)–Pol de Mont– Auteursrechtvrij Vorige Volgende [pagina 73] [p. 73] XL. Het liefste lied dat ze immer zong, kwam mij door het herte spelen, 't Was laat in den nacht. De nevel hong, als een vool, op der hoving prieelen. Den ganschen dag reeds had ik gegaan om een lach van heur lippen te ontmoeten. Ik voelde mijn boezem brekend slaan, en bleef staan op wankelende voeten. Daar stond ik, van achter 't syringaloof, door de twijgen verborgen, te spieden.... hoe daar soms, langs de ruiten een schaduw schoof, om daadlik weer henen te vlieden.... Toen rees het op nieuw in mijn hert, heur lied! en ik zong het, met bevender stemme, nauw hoorbaar soms, versmacht door verdriet, dan luider, vol somberen klemme. Doch, toen aan het helderverlichte raam, heur beeld weêr verrees, voor een pooze, toen klonk van mijn lippen nog enkel heur naam... en ik weende, als een moederlooze! Vorige Volgende