Loreley(1882)–Pol de Mont– Auteursrechtvrij Vorige Volgende [pagina 63] [p. 63] XXXVI. Hoe lief het was, 't saletje blauwbehangen! - De bange zomeravond drukte op de aerd: een onweêr was op handen; in den gaard, verstierven lang de schelle vogelzangen. U hield ik op mijn schoot.. Uw voorhoofd rustte op mijnen arm, juist onder mijnen mond... Ik zoende u zalig! En hoe meer ik kuste, hoe puurder en hoe schooner ik u vond. Aanbidlik laagt gij daar, in 't halve duister, en ambergeurig walmde uw ademtocht... Doch, aan den trans, daar vlamde, in vollen luister, 't goudglansend ijllicht wijd door de avondlocht. Vorige Volgende