Loreley(1882)–Pol de Mont– Auteursrechtvrij Vorige Volgende [pagina 33] [p. 33] XXI. ‘De wind is scherp! Uw halsje is bloot, en sluier en kraag - vergeten?’ (Zij blikte ten gronde, van schaamte rood....) ‘Zoet hexken, ik laat het u weten....’ Nu keek zij me aan. - Een ruk van den wind scheidde eene pooze de blaren. Rillend zat daar het rozig kind; - wie zal het van koude bewaren? Juist hupte een botvink over mij.... kwieterend wipte ze in 't ronde, en - hop en hip! zoo schertste zij, de botvink: ‘Kussen heelt wonden!’ En, husch! het spottend gedoen was nauw uit ons oog, in de wiegende looveren, - och! 't halsje wierd zoo paersch, zoo blauw - daar begon ik met kussen te tooveren! En ik kuste ze alhier, en ik kuste ze aldaar, de koude was flus vergeten - ‘Indead, de raad van de vink was waar! God! Had ik dat eerder geweten!’ Vorige Volgende