Loreley(1882)–Pol de Mont– Auteursrechtvrij Vorige Volgende [pagina 29] [p. 29] XVIII. Nu wil ik u in de armen prangen en rukken al uw vlechten los, u 't voorhoofd zoenen, hals en wangen, rozige lippen en lokkenbos. Nu wil ik u, zacht neêrgezegen op mijnen schoot, een, twee, drij uur, van al mijn gekke droomen spreken en 't ongebluschte liefdevuur. Kom! Zoo is 't goed! Laat vrij het neder, uw lokkig kopken, op mijn kniên.... Doe lang uw kijkers, diep en teder, met smachtend lonken mijwaart zien! Zwijg stil. Laat woord noch zucht ontglippen.... Ik voel toch alles aan 't gedrang uws boezems; 'k zoen uw rozenlippen, en kus uw ziel op uwe wang! Vorige Volgende