Loreley(1882)–Pol de Mont– Auteursrechtvrij Vorige Volgende [pagina 13] [p. 13] VIII. Wat hebben mij uw oogen gedaan, dat ik die nimmer kan beschouwen! - Dat raadsel kan ik niet verstaan.... Het doet mij rouwen! Ik trok voorbij uw venster heen, juist toen uw raamkens openstonden! De straat was eenzaam; ik alleen! 'k had u zoo graag een kus gezonden.... Wat hebben mij uw oogen gedaan, dat al mijn bloed zich toen beroerde, ik nolens volens, stil moest staan of toovermacht me aan de aerde snoerde? Ik durf u nauw bezien! En toch, ô loddrig oog, wat lokt gij teder. Stil kijk ik om, dan weer, dan nog.... en vlucht... - Doch... straksjes keer ik weder! Vorige Volgende