Loreley(1882)–Pol de Mont– Auteursrechtvrij Vorige Volgende [pagina 9] [p. 9] V. Aan Béatrix. Slechts éénmaal mocht mijn schuchter woord o Slanke, u met een groet bejeegnen. Slechts éénmaal heeft me uw lach bekoord.... en toch, laat me om dat ééne, u zeegnen. En toch, wees duizendmaal gedankt: dank, voor den handdruk mij geschonken, - dank, voor den blik, zoo heet verlangd, waaruit mij liefdesterren tegenblonken! Nog nu straalt me in het hert hun gloed... Nog glanst voor mijn bewondrende oogen dat waterig oog, stout beide en zoet, met blauwe kringetjes omtogen. Nog zie 'k die wimpers, lang en blond.... Onwillig sla ik de oogen neder.... [pagina 10] [p. 10] Mij smelt als was het hert.... mijn mond zoekt vruchtloos woorden, klanken, hemels teder. Slechts éénmaal heb ik u ontmoet. Doch, 'k zweer het u.... klonk in uw droomen u soms een klaagstem door 't gemoed, dan is mijn ziel tot u gekomen. Vorige Volgende