Loreley(1882)–Pol de Mont– Auteursrechtvrij Vorige Volgende [pagina 5] [p. 5] III. Ik heb de wondere Nixe aanschouwd, 's nachts, op haar troon van rotsen! - Wee hem, die kolk en klip vertrouwt! Hoor, hoe de golven klotsen! Soms klieft zij den ruischenden vloed - Zoet lacht op heur slanke gestalte de mane.... en vlekloos baadt zich, in sneeuwwitte dracht, de Nixe - reusachtige Zwane! Soms zit zij, droomend, het blauwig oog half toe; verrukt, verrukkend; nu starend naar den blauwen boog, dan, over de baren bukkend; dan rijzend plots, het haar in den wind, en stortend in wondre gezangen al 't leed van een ziele, die, nimmer bemind, kwijnt aan onzaadbaar verlangen! [pagina 6] [p. 6] Hoor toe dat lied.... Wat lokt het wild! en toch hoe zacht, hoe teder versterft het, traag, in der velden stilt.... - Kom hier! Ik werp mij neder;... uw voeten kus ik! Neem mijn hert, 't weze uw, met gansch mijn leven! En mag het leen'gen uw wrange smert, weze ook u mijn ziel dan gegeven! Maar laat mij met mijn kille hand de jacht van uw boezems voelen, en rustend op uwe borst, den brand van mijn gloeiende hersens verkoelen.... Vorige Volgende