Loreley(1882)–Pol de Mont– Auteursrechtvrij Vorige Volgende [pagina 3] [p. 3] II. Seit ich ihn gesehen, Glaub'ich blind zu sein! Schumann-Chamisso. En toen ik in hare kamer trad, daar lag het liedboek open. Ik wierp een blik op het eerste blad, en las... ô Hemelsch hopen! En wat dat lied mij heeft gezeid, dat was heur verlangen, verzuchten! Daar lag heur ziel mij opengeleid - Wat zou ik nu nog duchten? Mij scheen 't, iets zong daar: Ik min u weêr! Uw blikken heb ik gedronken in mijne ziel! - Och zwijg niet meer, mijn hert is u wedergeschonken! Ik denk aan u; ik droom van u.... O laat mij u voelen, u prangen [pagina 4] [p. 4] en, minnend-zalige dienstmeid, nu en immer aan 't hert u hangen!....’ - Ik tril.... Haar stappen hoor ik: wild springt gansch mijne ziel heur tegen. Daar lacht heur oog reeds, warm en mild... Mijn hert, waarom gezwegen? En spraakloos, aêmloos, eens van zin bezagen wij de opene bladzij. - Een zucht: ik had heur gansche min! Zij - àl mijne ziele bezat zij! Vorige Volgende