Iris(1894)–Pol de Mont– Auteursrecht onbekend Vorige Volgende [pagina 350] [p. 350] VI. A l'Abbaye ‘Ach! Goede burgers! 'k Wil het luid bezweren! Laat mij 't bewijzen! 'k Smeek u! Hoor naar mij! Mijn vader ís geen samenzweerder, goede heeren! Hij 's geen aristokraat! Nooit wás hij 't! Stel mij vrij..., stel me op de wreedste proef... Hoor me aan... ik kan 't bewijzen! Een wild geroep: ‘Zoo drink aristokratenbloed!’ - - En zij: ‘Geef hier!’ doch zachter tot den oude: ‘'t Moet!’ - De beker staat gevuld, zwartpurper! Zonder ijzen brengt zij hem aan den mond, en - in éen snellen dronk, zwelgt zij - met de oogen toe - 't al ronnend bloed naarbinnen! ‘Dús - gij zijt vrij, Sombreuil!’ Op deze mare klonk - kreet van bewondering voor zulke kinderminne! - een dreunend ‘Leve 't Volk’ uit heel die woeste schaar... Sombreuil omsloot zijn kind, en weende, weende maar... Vorige Volgende