Iris(1894)–Pol de Mont– Auteursrecht onbekend Vorige Volgende [pagina 195] [p. 195] VIII. Winterrood Hoe bloosde gansch het West vol rozen bij 't scheiden van den Winterdag Scherp schoor de wind, in breede poozen, 't veld, dat in blanke waduw lag. De takken smeet hij rond, de brozen, de toppen brak hij door als rag! Toch bloosde gansch het West vol rozen bij 't scheiden van den Winterdag. Toen hoorde 't Woud ik zuchten loozen: ‘Mijn arme takken! Ach! ach! ach!... Waar is de Redder, die den boozen Vernieler neervelt met éen slag! Dan gloeit het West vol bloedge rozen!’ Vorige Volgende