Iris(1894)–Pol de Mont– Auteursrecht onbekend Vorige Volgende [pagina 193] [p. 193] VI. Herfst Thans bloedt de Herfst in 't wijde bosch uit wond bij wonde. Verflenste bladeren, rood en ros, zwijmlen ten gronde. Als bloedige droppels vallen, vallen zij aarzelend, huiverend - duizendtallen - in beek en plas, of dekken klagend, doelloos stervend, het klamme, kille gras... Zij vallen, vallen, zieklijk glanzend met mooren verven; maar rollend, zwevend, fladderend, dansend, zij sterven - sterven... Dan komt de Nacht, uit neevlen weenend veel duizend tranen... Angstig, stenend als een bang kind, begraaft hen al, in de slijkrige aarde, de Winterwind. Vorige Volgende