Iris(1894)–Pol de Mont– Auteursrecht onbekend Vorige Volgende [pagina 172] [p. 172] IV. Waar zult gij uw hoofdje vlijen, 's avonds, als gij moe zult zijn? Waar zult gij uw hoofdje vlijen, als het gloeit van pijn? - Aan mijn boezem moet het lenen, hier, waar 't hart gij kloppen voelt; rusten moogt gij daar, en weenen, daar mijn hand uw slapen koelt... Zwijg nu, vleesch; eb weg, mijn bloed! Rust, gij, lievling, lang en zoet... Ik....? - Ik waak, gelijk een moeder... Waar zult gij uw voetjes leggen, als zij tintlen van de kou? Waar zult gij uw handjes leggen, bibbrend, paarsch en blauw? In mijn boezem berg uw handen, tot hun ijs ontdooien mag, leg uw voetjes in mijn handen, blijf zoo sluimren tot den dag! Alle hartstocht slaap nu in! Zachtjes ebbe - záchtjes - 't bloed. Slape stille, slape zoet! Trouw en zuiver waakt mijn min over u - gelijk een moeder! Vorige Volgende