Iris(1894)–Pol de Mont– Auteursrecht onbekend Vorige Volgende [pagina 65] [p. 65] IV. Kinderronde ‘Wie komt daar uit het Oost gegaan? - Rozemarijn en blauwe violen...! - Uw lokken zijn blond als de blonde maan, uw wangen stralen als zonneschijn! - Blauwe violen en rozemarijn...!’ - ‘Langs beemd en bergen kom ik, van ver, - geurige roze, geurige roze! - uit het blauwe land van de Morgenster; en mijn kleed is groen als het groen der wei! - Geurige roze van den Mei!’ - - ‘Wat bergt gij in uw voorschoot blauw? - Rozemarijn en blauwe violen! - Van uw voeten druipt het als lentedauw! Op uw schreden geurt het als bloemen fijn! - Blauwe violen en rozemarijn!’ - ‘'k Breng rijkdom, rijkdom zonder end, - geurige roze, geurige roze! - Al 't goud van den Zomer, al 't zilver der Lent; het fluweel van den beemd en het purper der hei! - Geurige roze van den Mei! ‘Mijn handen - ziet! Ik ontsluit ze maar, - geurige roze, geurige roze! - En de vogellijns zwermen in schaar bij schaar..., en het klingt en het zingt er van tandaradei! - Geurige roze van den Mei!’ - ‘Wij dansen vroolijk om ú in 't rond, - rozemarijn en blauwe violen! - Wij zoenen uw handen met dankbaren mond! Gegroet, gegroet, gij Zonneschijn! - Blauwe violen en rozemarijn!’ Vorige Volgende