Idyllen en andere gedichten
(1884)–Pol de Mont– Auteursrecht onbekend
[pagina 93]
| |
[pagina 95]
| |
Eens was dat zoo
Op Vaders breede knieën
- blondlokkige, dartele knaap
reed ik verheugd, elken avond,
zoolang,... tot ik viel in slaap!
Ik mocht zijnen knevel streelen -
ik haalde zijn uurwerk uit,
en verbaasd bezag ik den wijzer,
die rusteloos voorwaarts kruit;
| |
[pagina 96]
| |
ik luisterde naar het getiktak
en vroeg: ‘Wat uur is 't nu?’...
- O rozige, zonnige dagen,
mijn hert blijft vol van u!...
Soms preste mij Vader dichter
op zijn' machtigen boezem vast:
‘Eens krijgt mijn uurwerk jongskens!
Hoor goed, gi schelmsche gast...
‘En wien ik het eerste wel schenke?
Kom... Luister... reeds “krevelen” zij... -
't Eerste jong springt recht naar uw handjes,
en... de andere springen er bij!’
Geloovend, mocht ik ook hopen...
't Was beide zoo sterkend, zoo zoet!
Ik mag er niet aan denken...
mij schiet zoo vol 't gemoed!
Waar zijt gij, o hope? - Doch Vader
vertelde en leerde dan,
hoeveel maal, in één' enkelen dagtijd,
elk naaldeken rond moet gân.
| |
[pagina 97]
| |
Met flonkrende kijkers vroeg ik,
hoe lang wel de groote naald
nog over de plaat zou wandelen,
door de kleine nooit ingehaald,
eer ik, - o ik drukte op dat woordje -
als Vader zoo struisch zou zijn,
fronsen mijn eigen knevel
en rooken het pijpken mijn?
Luid lachte dan Vader - Hij meende:
dat was nog tijd genoeg!
‘Ei! Onkruid - pijp en knevel -
die komen maar veel te vroeg!’
En, tusschen mijn broze handen
voelde ik 't getiktak slaan,
en over de ivoorplaat zag ik
de wijzers voorwaarts gaan... -
O Vader! Gij spraakt waarheid:
dat was nog tijd genoeg.
Arm knaapken met blonde haren!
't kwam alles veel te vroeg.
| |
[pagina 98]
| |
Ontelbare reizen heeft sedert
de naald haar ronde gedaan! -
Ach! waren de raders gebroken!
de naalden blijven staan!
Gelooven... Hopen.., twee lijken!
't Hert is zoo ontgoocheld, zoo ijl...
O wijzer, kleine wijzer,
snel voort, in allerijl!
October, 1880. |
|