Fladderende vlinders(1885)–Pol de Mont– Auteursrecht onbekend Vorige Volgende [pagina 134] [p. 134] Indutiomar Aan Dr. L. Simons Bazuinen schaat'ren 't rond, het bruist en zwelt in 't lied der legioenen, in het klapp'ren der banieren: ‘Smeekt om genâ, barbaren! De aad'laars zegevieren!’ - 't Veld was een' zee van bloed, en dooden smeeken niet. Plots hennikt, vlak vóor 't legerfront, een ros. - En ziet, in suiz'lend wilden rid, wen raven rond hem gieren, stuift, zonder helm noch schild, de koning der Trevieren voorbij, snel als een stroom, die van de rotsen schiet. 't Gejuich verstomt; bevelen klinken; ruiters stijgen in 't zaâl; de pijlen sissen, klett'ren; rossen hijgen den vlucht'ling na, die stormsnel voortrent naar den vloed.. Daar stort zijn paerd neer; twintig zwaerden flikk'ren, treffen, en, wen de moord'naars 't lijk op hunne schouders heffen, toont, wie het diepste trof, het hoofd, dat grijnst en bloedt. Vorige Volgende