Fladderende vlinders(1885)–Pol de Mont– Auteursrecht onbekend Vorige Volgende [pagina 130] [p. 130] De weidemaagden Uit eene phantazie op verliefde motieven Vaak, wen het West vol rozen bloeide, traden de Weidemaagden, stil, als in gebeden, den Lichtgod na, en zweefden, loom van schreden, door geurenzwang're, rijkbebloemde paden. Fijn als het rag der spin, uit zomerdraden geweven, vloeiden sierlik om hunn' leden, van kleur staag wiss'lend, wond're prachtsieraden, verbergend niets van hunn' bekoorlikheden. - Omstuwd van wolken zevenkleurig flonk'rend, zond dan de Lichtgod, wijd, door gouw bij gouwen, zijn' laatsten zonnelach aan woud en weiden. Doch, eer 't gesterrend Oosten, langzaam donk'rend, zijn' sluier neerschudde op de blanke vrouwen, glom alle kruid van tranen, die zij schreiden. Vorige Volgende