Fladderende vlinders(1885)–Pol de Mont– Auteursrecht onbekend Vorige Volgende [pagina 103] [p. 103] X Twee liederen van liefde Ζωὴ ϰαὶ ψυχὴ Aan Mevrouw A.C......, geb. J. de M... Denk nooit: ‘Begooch'ling slechts is Liefde!’ Zeg nooit: ‘Alle eeden zijn bedrog!’ - Wat leed ge ervoert, wat smert u griefde, geloof in 't zoet der Liefde toch. Vergank'lik is zij! - Laat ze 't heeten, en, duurt de langste kus geen' stond, sterft ras, op roodgezoenden mond, 't genot, door goden waerd bezeten, 't zij zoo! Toch weegt al 't heil te zaam, dat d'armen sterv'ling troost, op aerde en hooger zelfs, niet op, in waerde, bij 't enkel suizen van dien naam, der vrouw met wellust toegefluisterd, 's nachts, onder blooten sterrentrans, wen zij, door hém alléen beluisterd, van weelde weent in d'arm des mans: [pagina 104] [p. 104] ‘Mijn lief! Gij zijt mijn ziel en leven, Ζωὴ ϰαὶ ψυχὴ!’ - Eénig woord, dat ieder minstens éens gehoord, nooit uit zijn herte heeft verdreven; woord, dat vereent in éenen toon, al 't beste dat de menschheid smaakte, dat herders, slaven hief tot goôn, en narren tot genieën maakte! Waar twee zich kussen Waar twee zich kussen voor de eerste maal, zweeft lang op dat plekje als een hemelstraal; lang geurt daar het mos; zwoel aêmt er de lucht, wen ieder twijgje als van weelde zucht. En de boom schiet vroeger in bot en blad, of een zomersche regen geregend had; luid schalt door de loovers der voog'len lied alsof 't feestdag ware, - en dat is 't toch niet! En, ware ook de zon al bij 't ondergaan, de aerd lacht, als waar' ze nauw opgestaan! Zelfs, nadert een' moeder, - die houdt, als verrukt, veel warmer op 't herte den zuig'ling gedrukt... Want alles wordt ziel, éen licht, éen straal, waar twee zich kussen voor de eerste maal. Vorige Volgende