Fladderende vlinders(1885)–Pol de Mont– Auteursrecht onbekend Vorige Volgende [pagina 59] [p. 59] V Hoogste heil Hoe schijnt nu al wat leeft op Godes aerd', zoo zoet! Hoe ben ik zelf vandaag zoo mildgeaard, zoo zoet! Men zegt: de roos, hoe geurig, heeft een' doren. Men lastert haar, die hemelgeuren baart zoo zoet! Niet waar, geen wreede sperwer vliegt daarboven: een doffer is 't, die zich aan 't wijfken paart, zoo zoet! Geen looze spinne weeft in 't groen: slechts vlinders doorfladd'ren 't ruim, met bloemenstof bezwaard, zoo zoet Geen doodend bliksemvuur huist in de wolken, alleen der zonne lieve warmte en klaart', zoo zoet! Geen windgehuil vaart langer door de wouden: gansch de aerde zingt, een' harp door God besnaard, zoo zoet! 't Is al één' harmonie, één heil, één' liefde! Want zij, die 'k liefheb, heeft mijn' trouw aanvaard, zoo zoet! Vorige Volgende