Fladderende vlinders(1885)–Pol de Mont– Auteursrecht onbekend Vorige Volgende [pagina 55] [p. 55] III Schier of morgen Lang reeds zocht ik op uw' wang een' kus te drukken. - ‘Schier of morgen’, paaidet gij, en lachte' schertsend. ‘Eens zal 't lukken, schier of morgen!’ Ik dacht stil: ‘Het rijk der heem'len lijdt geweld. Geweld'gen winnen 't! Heeft men koets noch paerd, men komt er ook op krukken, schier of morgen. Lieve, blonde vrouwenkopjes zijn slechts dáarom stout verheven, om op uwe borst te teerder neer te bukken, schier of morgen. Is de roos door doornenstruiken gansch omgeven, des te grooter is de vreugde, die wij smaken bij het plukken, schier of morgen! Slechts de keten, die, op 't aanbeeld, traag gesmeed werd, heet ik duurzaam: schakels, uit gegoten ijzer, springen stukken, schier of morgen. [pagina 56] [p. 56] Lijd gij vrij wat honger, minnaar! Ambrozijn zal dra uw' spijs zijn! Eens, ja! zijt gij 't liefken dankbaar voor haar' nukken, schier of morgen! Heb geduld, of span geen netten om de looze vink te vangen! Spoedig biedt zij d'eigen schouder aan uw' jukken, schier of morgen!’ Vorige Volgende