Fladderende vlinders(1885)–Pol de Mont– Auteursrecht onbekend Vorige Volgende [pagina 9] [p. 9] VII Bloem en vrucht 'k Weet niets zoo schoon, bij lent- en zomerdagen, dan 't bloeien na te gaan der kerselaren. Nauw sierde April hunn' kruin met jonge blâren, - men ziet elk twijgje een' vracht van bloemen dragen. Straks komt de wilde wind door 't loover waren: dan sneeuwt het kelken blank, in laag bij lagen! - 'k Weet niets zoo schoon, bij lent' en zomerdagen, dan 't bloeien na te gaan der kerselaren. Is dan de frissche Meimaand heengevaren, dan rijpt de vrucht... ô Aanblik vol behagen! Aan kransen zie 'k haar rond de kruin geslagen, als bloedrood kraal in donk're vrouwenharen... - 'k Weet niets zoo schoon, bij lente- en zomerdagen! Vorige Volgende