Claribella(1893)–Pol de Mont– Auteursrecht onbekend Vorige Volgende [pagina 203] [p. 203] XXVII. Nog voel ik, geuriger dan rozenlucht, uw mond vaak langs den mijnen glippen. Nog smelt uw kus, gelijk een rijpe vrucht, in honigzoetheid op mijn lippen. Luik ik het oog - uw aanzicht glanst mij aan, stop ik het oor - uw stemme klinkt mij tegen, staar ik mijn venster uit - ik zie U staan, loop ik door 't bosch - 'k vind U op al mijn wegen. Voor eeuwig, eeuwig heên - toch zijt Gij daar! Dood en in 't graf - toch leeft Gij waar ik leve, en 't is mij soms, niet Gij zijt dood, voorwaar, en ik ben 't zelf, die U als geest omzweve.... Vorige Volgende