Claribella(1893)–Pol de Mont– Auteursrecht onbekend Vorige Volgende [pagina 155] [p. 155] VIII. O Lief, mijn Lief! Hoe lief toch heb ik U! Had 'k ooit wel lief, nooit had ik lief als heden! O Lief, mijn Lief! Wat smarten lijd ik nu! Leed 'k nog zoo veel, 'k heb nooit zóo veel geleden! O Lief, mijn Lief! Waarom versmaadt Gij mij? Wel mocht ik vroeger elken smaad versmaden, nu Gij mij smaadt, wiens achting haalt daarbij? Mij is 't, of 't eigen hart mij heeft verraden. O Lief, mijn Lief! Mijn liefde is groot en puur, groot als de zon, puur als 't gebloemt der dalen; zichzelf verteert zij als het zonnevuur, te feller, naar het gloeit met feller stralen. O Lief, mijn Lief! Wat doet me uw smaad een pijn en kwaad ook, kwaad! - Zie, ik kón opwaart streven, mijn stam tot roem, U zelf tot glorie zijn; deugd, kracht én moed, - Gij kunt mij alles geven. [pagina 156] [p. 156] O Lief, mijn Lief! Mijn eenig hoogst genot, maar ook mijn Lief, mijn eenig diepste lijden, wat geen vermag, geen moeder, zelfs geen god, Gij kunt mij redden, Gij, voor alle lijden! Vorige Volgende