Claribella(1893)–Pol de Mont– Auteursrecht onbekend Vorige Volgende [pagina 149] [p. 149] V. 'k Heb U naar huis gebracht. en treurig keer ik weder. - De boomen ruischen zacht... 't Is nacht, 't is middernacht... En treurig keer ik weder, die straks zoo blijde was... - Wat zijt gij week en teeder als bloemen, die in 't gras de wandlaars trappen neder..., wat zijt gij week en teder, mijn hart, mijn vreugd, mijn liefde, en brozer, brozer zelf dan glas! Wat heb ik U gedaan, om zoo te moeten lijden...? Ik kan niet henengaan, blijf vóor uw woning staan! - [pagina 150] [p. 150] Om zóo te moeten lijden, moet groot mijn misdaad zijn... Vergeet Gij dan de tijden, toen gij dezelfde pijn door ándrer schuld moest lijden? Vergeet gij dan de tijden, dat, och! zoo kort geleden, mijn liefde uw brood was en uw wijn? Als oogen zonder licht, wreed uitgestoken oogen in een dood aangezicht, uw vensters, donker, dicht... Als blinde, lichtlooze oogen staren ze en zíen toch niet.... Zóo staren ook uw oogen en zien mijn smarte niet en blijven onbewogen... Zóo staren ook uw oogen... Wat scheelt U mijn verdriet! Míjn tranen mag de vorst doen drogen... Vorige Volgende