Claribella(1893)–Pol de Mont– Auteursrecht onbekend Vorige Volgende [pagina 139] [p. 139] III. Lilium asphodelum [pagina 140] [p. 140] Eins nur ist gewisz, der Schmerz; hier ist die Möglichkeit für eine befreiende Dichtung. Georg Brandes. L'amor finisce con dolori et pianti. [pagina 141] [p. 141] I. Ei! Was dat slapen of was dat droomen? Is die dag al heen, die als duizend rozen in den morgen kriekte: die hooge dag, toen uw hand voor 't eerst in de mijne lag, ach! voor d' eersten keer...; toen heel mijn jeugd nog éens herfleurde als in hemelvreugd, en ik mijn eigen ziele hoorde schallen in 't vogellied, 't wijd schallend vogellied... Ach, de uren, de uren! Zij verpoozen niet! 't Is Herfst... De bladeren vallen, vallen! Ei! Was dat slapen of was dat droomen? Is die Mei al uit, van wiens bloemenwieken slechts amber droop: die blauwe Mei, toen ik, plotseling weenend, U álles zei [pagina 142] [p. 142] in een enkelen zucht, in een enkelen zoen..., en hoe Gij smolt in tranen toen...! En juichend zijt Ge me om den hals gevallen... Ach, de uren, de uren! Zij verpoozen niet... 't Is Herfst nu, en de bladeren vallen! Ei! Was dat slapen of was dat droomen? Is die Liefde al uit, die, als 't uchtendkrieken van dien hoogen dag, als die blauwe Mei, als 't rozig fleuren der wilde hei mij tegenschemerde? Is 't ál reeds heen, dat zalig dwalen, getweeën alleen, langs boschpad en langs ruischende watervallen... o Liefde, meigeur, schallend vogellied... Ach, de uren, de uren! Zij verpoozen niet! 't Is Herfst... De bladeren vallen, vallen! Vorige Volgende