Claribella(1893)–Pol de Mont– Auteursrecht onbekend Vorige Volgende [pagina 65] [p. 65] XXXII. Als ik soms, na uren van 't zoetste kussen, uitgeput van liefde, aan uw blanke voetjes nederzinkend, dankende woorden zoek en de oogen tot U wend; trouw als kind ooit moeder verknocht was, macht'ger dan ooit minnaarshart aan het hart der liefste, voel ik, volschoon beeld, dat mijn droomen waar maakt, saam ons vereenigd. Stil is 't al rond ons. Door het openstaande venster lacht, goudblozend, op ons de mane. 't Windje wuift roosgeurig om ons, en buiten suizelt geheimvol 't wingerdloof, waar zwellende trossen rijpen...... - Stoor haar niet, die wondere stilte. Leg uw sneeuwen arm, zachtprangend, om beî mijn schoudren... Laat mij, onthutst en [pagina 66] [p. 66] stom van weelde, zonder éen woord te fluistren, op uw mond vastdrukken mijn mond, en al der heemlen heil opslurpen van uwe lippen, zij 't voor éen stond slechts!... Slechts éen hartslag trilt in ons beider borst; éen tocht des adems hijgt in ons beider longen. 't Is, als smolt ziel samen in ziel; als eindde 't leven in elk van ons; als bleef plots - roerloos - der Horen vinger staan op de uurplaat boven die vluchtge stonde, die men ‘zalig zijn’ in der menschen taal heet, ‘zalig in liefde!’ Vorige Volgende