Claribella(1893)–Pol de Mont– Auteursrecht onbekend Vorige Volgende [pagina 57] [p. 57] XXIX. De volle maan sneeuwt over 't land krijtwitte stralen... Leg thans uw handjen in mijn hand, kom samen dwalen. Langs 't beekje loopt het liefste pad: het loover suist er, 't water spat en blinkt in 't duister.... Sta even stil..., een enklen stond! - Ik zoen uw oogen, wangen, mond..., maar wilt Gij spreken, - fluister, fluister! Wat ligt de vijver maagdlijk blank in 't maangeschemel! Daar, onder de iepen, wacht de bank... Dáar is... de hemel! Kom, op mijn boezem, in mijn arm, kom rusten, slapen, zacht en warm in 't schemerduister. O zalig plekje! Zoete stond... [pagina 58] [p. 58] Kom, kus mij oogen, wangen, mond..., maar wilt Gij spreken, - fluister fluister! O! De avondlucht is éen gegons van tor en mugge... De sterren reegnen boven ons, geen keert terugge. Zóo vlieden de uren, éen voor éen, met lief en leed, gelach, geween, in 't eeuwig duister! O reik me uw lippen... Toef geen stond... Ik zoen u oogen, wangen, mond..., maar wilt Gij spreken, - fluister, fluister! In avonddauw en sterrenschijn, uit voller kelen zit nog een enkel, arm vogellijn zoet, zoet te kweêlen. En 't liedje, dat die vogel zingt, 't is of het mijn eigen ziel ontspringt in 't lauwe duister! 'k Leef heel een eeuw in éenen stond... O zoen mij, zoen mij wang en mond, maar wilt Gij spreken, - fluister, fluister! [pagina 59] [p. 59] O hart, wat zijt gij arm en bloot, zie! 'k wilde weenen... O hart! wat zijt gij ruim en groot! In u vereenen in éenen stond zich kwaad en goed, en liefde en haat, en zonnegloed en nachtlijk duister, ja, 't heil van 't gansche wereldrond... Lief, kus mij, kus mij wang en mond, maar wilt Gij spreken, - fluister, fluister! Vorige Volgende