Claribella(1893)–Pol de Mont– Auteursrecht onbekend Vorige Volgende [pagina 22] [p. 22] V. Als ik U aanzie, wordt het mij zóo wel, zóo wonderwel en frisch, of op mijn wangen de meidauw siepelt, of een waterwel haar adem mijwaart stuwt, of voorjaarszangen me in de ooren suizen, onuitspreeklijk zoet en zacht. - Of wonderbloemen duizend kelkjes beuren rond U en mij, zoo walmt het, zie 'k U aan, alom van zinbetooverende geuren. Of fulpen handen langs mijn wangen gaan, voel ik op mij de blikken uwer oogen.... - Zóo wonderfrisch is 't mij, als, lang geleên, toen mij, als kind, na bad en teeder drogen, 't reinblanke linnen waaskoelde om de leên, zoo wonderfrisch - als toen, bij Moeders oogen. Vorige Volgende