| |
| |
| |
Op het Oostelijk Front.
Het Russisch Leger in de Revolutie.
Voor de krijgsverrichtingen op het Oostelijk front in 1917-1918, kan voorzeker geen meer gezaghebbende bron geraadpleegd worden dan generaal Hoffmann: hij was inderdaad stafoverste van kroonprins Rupprecht van Beieren, die gedurende die periode het oppercommando op dit front uitoefende. Wij zullen dan ook het boek van generaal Hoffmann, La Guerre des Occasions manquées, meer dan eens aanhalen. Maar voor de begrijpelijkheid van het gebeuren, is het noodig even uit te weiden over de geestesgesteldheid van het Russisch leger. Hieromtrent vonden wij belangrijke gegevens in het reeds vermeld opstel van generaal Youri Danilov. (Revue des Deux-Mondes, van 1 November 1930).
Van in den Winter 1916-1917 broeide de omwenteling en lag het Russisch leger zoo goed als lam. De soldaten hadden de gewoonte aangenomen met de Duitschers - die op dit oogenblik elders hun handen vol hadden en daarom den Russischen beer lieten sluimeren - te ‘verbroederen’. Russen en Duitschers ontmoetten elkaar geregeld in het no man's land, bezochten elkaars loopgraven, wisselden geschenken uit. In den beginne geschiedde zulks gewoonlijk buiten de Russische officieren om. Maar:
‘Stilaan werd het erger. In het begin stoven de soldaten uiteen op het bevel van hun officier. Vervolgens werd het noodig door een naburige batterij één of twee schoten te laten afvuren op de verbroederaars om ze uiteen te drijven. In 1917, na de omwenteling, werd de toestand zoodanig dat de infanteriesoldaten de meesters waren op het front. De ar- | |
| |
tillerie, die tuchtvol gebleven was, moest om onverhoedsche aanvallen te vermijden wanneer zij schoot, op haar hoede zij tegen haar eigen voetvolk, zich met prikkeldraad omringen en steeds gereed zijn om met de mitrailleuse te antwoorden.’
En het beterde er natuurlijk niet op, wanneer de Februari-omwenteling, die den Tzar verdreef en na korten tijd Kerenski aan het bewind hielp, aan het leger haar vrijheidsboodschap bracht. De soldaten, die sedert eeuwen onder den knoet gebukt gingen, werden ineens de gelijken hunner officieren. Het decreet van 1 Maart 1917 sleepte in al de regimenten de verkiezing na van soldatenraden, wier bevoegdheid niet nauwkeurig afgebakend was, maar die vanzelfsprekend het gezag der bevelvoerende officieren betwistten en ondermijnden.
Kerenski had naast de vrijheid ook grond beloofd aan de soldaten - en het Russisch leger bestond overwegend uit moejiks, uit boeren. Zij dachten: ‘Willen wij van die verdeeling van het eigendom genieten, hoofdzaak is dat wij blijven leven.’ Resultaat:
‘Stilaan werden de stellingen ontvolkt. De prikkeldraad, die te voren onafgebroken gespannen stond, werd op vele plaatsen doorgesneden. De loopgraven stortten gedeeltelijk in onder den regen. De grachten en “boyaux” waren niets anders meer dan modderpoelen. Men vocht niet meer: dit alles werd nutteloos...’.
En natuurlijk: de soldaten, die ten andere doorslecht gevoed en verzorgd werden, verlieten in massa een front, waarop zij niets meer oordeelden te doen te hebben, te meer daar de revolutie de officieren van alle machtsmiddelen beroofd had. Een decreet had uitdrukkelijk bepaald dat de wapens onder den controol der gekozen comité's of soldatenraden moesten blijven, en dat zij in geen geval aan de officieren mochten uitgeleverd worden, zelfs indien deze het eischten. De doodstraf was afgeschaft, de militaire tucht te niet gedaan: wat zou de soldaten nog tegengehouden hebben? In de eerste dagen van de omwenteling, dus reeds in de lente
| |
| |
van 1917 reisde generaal Danilov van zijn hoofdkwartier naar Pskov, per trein:
‘De locomotief en de wagens van mijn trein waren volgepropt met soldaten; er bevonden er zich zelfs op het dak. De manschappen verlieten hun korps naar beliefte en verplaatsten zich naar willekeur.’
Het eenige wat de officieren nog vermochten om een gedeelte van de Russische legers in het veld te houden, was de vaderlandsche snaar te tokkelen en hun volk pogen te overtuigen van de noodzakelijkheid van de voortzetting van den strijd.
‘Oh! die meetingen! Onmogelijk zich gelijk waar of waarvoor bij een eenheid te bevinden, zonder naar een op voorhand voorbereid spreekgestoelte in open lucht en met roode stof bekleed, geleid te worden, van waarop de oversten verplicht werden tot de soldaten een redevoering te houden over een interessant onderwerp. De oversten profiteerden er van om van het offensief te spreken: doch zij vonden geen echo bij de soldaten. Deze belegerden het “schavot” - het was hun uitdrukking - en, opgezweept door de revolutionnaire menners die in de menigte verdoken zaten, spraken hun overste kordaat tegen en beletten hem voort te gaan, vooraleer zij voldoening bekomen hadden. De grootste omzichtigheid was geboden. Een ongelukkig woord kon alles verkerven.
Ik herinner mij bijzonder een incident dat voorviel met generaal Broessilov, destijds generalissimo der revolutionnaire legers. Het was in Juni 1917, en men maakte zich gereed om tot het offensief over te gaan. Generaal Broessilov, op inspectie naar mijn leger gekomen, drukte den wensch uit een der lastigste divisies te schouwen. Zij was zoo woelig wegens de aanwezigheid in haar gelederen, als hulpdokter, van den bolsjewist Skianski, die later een zoo triestige vermaardheid verwierf, en dewelke een grooten invloed uitoefende over de manschappen.
Tijdens zijn inspectie richtte de generaal het woord tot de
| |
| |
troepen en trachtte ze te overtuigen van de noodzakelijkheid de Verbondenen bij te staan, die krachtdadig de rijke wijngaardenstreek van Champagne verdedigden.
- Goed zoo, riep een stem, komende uit de achterste rangen. Wij vergieten hier ons bloed, wij rotten in het slijk, om wijngaarden te redden die duren wijn voortbrengen voor de burgers en de kapitalisten! Weg met de bloedzuigers! Genoeg ons opgehitst tegen de Duitschers. Het is tijd dat de oorlog gedaan is!
En de voorste rijen, voortgestuwd door de achterste, rukten naar den redenaar op, dreigend met hun bajonetten schermend.’
Voorzeker, generaal Youri Danilov was een tzaristisch officier, en droeg derhalve de Revolutie in zijn hart niet. Maar zijn beschrijving geeft goed de atmosfeer weer, die heerschte op het Russisch front, vanaf midden 1917. Wanneer men daarbij in aanmerking neemt dat heel het binnenland ontredderd was, dat de gezondheidstoestand der troepen zeer te wenschen liet - er was zelfs scheurbuik uitgebroken - dan zal het niemand verwonderen dat het offensief der Russen, dat in Juni 1917 toch nog losging, geen schijn van een kans had. Een handjevol mannen van goeden wil liep voorop en poogde de weifelende massa mee te rukken; maar wanneer die voorvechters, waaronder de officieren een aanzienlijke verhouding vormden, gevallen waren, speelde het destijds nog tuchtvol Duitsche leger met de rest zooals de kat met de muis. Rekening gehouden met wat voorafgaat zal het verder verloop der krijgsverrichtingen eenieder thans duidelijk worden.
| |
De Laatste Krachtinspanningen der Russissche Legers.
Het uitbreken der Russische Omwenteling leidde op het Oostelijk front tot een wonderbaren toestand. Kerenski - met de bedoeling de Duitschers in draai te houden, volgens
| |
| |
generaal Hoffmann - had laten aanzeggen dat hij bereid was een afzonderlijken vrede te sluiten. Om de Russische legers, wier staat van ontbinding wij hooger beschreven, niet te prikkelen, drong de Reichsregeering van haar kant bij de Duitsche legerleiding aan op de grootste omzichtigheid: niet verroeren was het politiek wachtwoord. Het hoofdkwartier was echter de meening toegedaan, dat het van de geboden kans moest gebruik maken om zich de best mogelijke strategische basis te verzekeren, met het oog op alle gebeurlijkheden, en dus ook op deze van een heroplaaien der vijandelijkheden. Aldus besloot Hoffmann, na afspraak met Ludendorff, in stilte het bruggenhoofd op den Stockhod te veroveren. Daartoe werden 300 kanonnen en 100 bommenwerpers samengetrokken:
‘Het succes van dien aanval overtrof onze verwachtingen. Buiten een aanzienlijk krijgsmateriaal maakten wij 10,000 krijgsgevangenen buit. De opperste legerleiding, die met de Reichsregeering overeengekomen was geen enkel aanzienlijk gevecht te leveren op het Oostelijk front gedurende die periode, zat in verlegenheid voor het opstellen van het dagelijksch communiqué. Zij besloot den omvang van dit succes te verzwijgen, wat natuurlijk de troepen misnoegde die er aan deelgenomen hadden. De bedoeling werd niet begrepen want de volgende dag vermeldde het Russisch communiqué het gevecht met opgave van den datum en van nauwkeurige gegevens.’
Generaal Hoffmann maakt er de Kerenski-regeering dus feitelijk een verwijt van, dat zij de ‘bedoelingen’ van de Duitsche legerleiding niet ‘begreep’! De Russen hadden zich stilzwijgend moeten laten aftakelen door de Duitsche veldheeren, die tegen den wil van de Duitsche regeering in tot den aanval waren overgegaan! Wanneer de Duitschers dan beweren, dat de Russen in Juli 1917 de vijandelijkheden heropnamen onder de drukking van Engeland, houdt zulks geen steek: het waren de Duitsche generaals, die kost wat kost een militaire overwinning wilden boeken. Het is niet
| |
| |
zonder een zekere voldoening dat Hoffmann vaststelt: ‘Tot met het einde van Juni troffen de Russen steeds duidelijker aanvalsvoorbereidingen, en wanneer den 1 Juli de Russen in Galicië tot den aanval overgingen, was zulks voor ons geen verrassing. Het openen der vijandelijkheden door de Russen schonk aan de Duitsche legerleiding hare vrijheid tot handelen terug.’ Ludendorff en Hoffmann hadden trouwens hunne voorzorgen getroffen, zooals verder blijken zal.
Den 1 Juli 1917 braken de Russen dus in de Oostenrijksche stellingen tusschen Zborow en Brzeczany: doch de eerste Duitsche korpsen, die Hoffmann van Ludendorff verkregen had, met het oog op het beslissend offensief tegen de Russen, waren toevallig in die streek gelegerd: zij grepen in, en den 2 Juli was op dit punt de Russische stormloop al gefnuikt. Den 4 Juli randden de Russen het Oostenrijksch leger Bothmer aan, doch na enkele dagen werden zij ook daar afgeslagen. Meer bijval behaalden zij met hunne aanvallen, den 6 en 7 Juli, tegen het IIIe Oostenrijksch leger ten Zuiden van den Dniester; de Russen verovereden Kalusz en bedreigden Stryi. Een Beiersche ruiterijafdeeling slaagde er in den Russischen vooruitgang te stuiten en hiermede was die uiterste krachtinspanning, gekend als het Kornilov-offensief, feitelijk ten einde. Wanneer de Duitschers op hun beurt, den 19 Juli, in de streek van Zloczow met vier legerafdeelingen, waaronder de 1e en 2e gardeafdeelingen, hun offensief ontketenden, boorden zij door de Russische stellingen zooals door boter; vanaf den eersten dag zaten zij al meer dan 15 kilometer ver achter het Russisch front; dit werd het sein voor een algemeenen aftocht der Russen, op de hielen gevolgd door de Oostenrijkers en het Xe Duitsche leger, dewelke in de eerste dagen van Augustus uit eigen beweging de achtervolging moesten stopzetten: ‘De afstand die de Duitsche troepen van hunne basis scheidde werd te groot, de bevoorrading volgde niet meer. De Oostenrijksch-Hongaarsche troepen bezaten de noodige offensieve kracht niet om het succes uit te baten.’
| |
| |
Om geen tijd te verliezen verlegden de Duitschers dan de krijgsverrichtingen van het Zuiden naar het Noorden: den eersten September ontketende het VIIIe Duitsch leger, onder generaal von Hutier - de specialist der doorbraken, dien wij in 1918 op het Westelijk front zullen terugvinden - een nieuw offensief tegen het bruggenhoofd van Riga. Eerst werden stikgassen - het berucht ‘geel-kruis’ gas, waarvan wij gewaagden - tegen de Russische stellingen losgelaten, daarna volgde een korte doch hevige beschieting met 170 batterijen en 230 mijnenwerpers. Die voorbereiding duurde van 4 uur tot 9 uur 's morgens: juist de tijd om de Russen toe te laten hunne posities te ontruimen. Wanneer de Duitschers vooruit rukten, ontmoetten zij maar hier en daar den weerstand van een handjevol desperado's, die den dood boven de vlucht verkozen. Niets kon de Duitschers beletten tot Sint-Petersburg door te dringen - tenzij de afstand. Zij vergenoegden zich evenwel met de bezetting van Riga, en voerden in den loop van de volgende weken alleen nog enkele kleine operaties uit, links en rechts. Ludendorff, door de Engelschen in Vlaanderen ongenadig bestookt, had dringend versterkingen noodig; te meer daar de Italianen hun elfde Iszonzo-offensief ondernomen en Gorizia veroverd hadden. De Oostenrijkers begonnen te zwichten, en ook daar was een Duitsch hulpleger onontbeerlijk.
Inmiddels was op de eerste Russische omwenteling de October-revolutie gevolgd, die de bolsjewisten aan het bewind hielp: den 26 November richtte Krylenko - van onderofficier tot generalissimo bevorderd, stelt generaal Hoffmann niet zonder een zweempje kastemisprijzen vast - een wapenstilstandsverzoek tot het Duitsch hoofdkwartier.
‘Generaal Ludendorff belde mij op, en vroeg mij: ‘Kan er met die lieden onderhandeld worden?’ Ik antwoordde: ‘Jawel, er kan onderhandeld worden. Uwe Excellentie heeft troepen noodig, en daar zijn de eerste gevonden.’
Den 2 December 1917 boden de bolsjewistische gevolmachtigden zich aan, namelijk Joffe, Kamenev (schoonbroeder van
| |
| |
Trotsky), mevrouw Byzenko ‘die reeds een zekere vermaardheid verworven had met een minister te vermoorden’, een onderofficier, een matroos, een arbeider en een boer, naast enkele stafofficieren, die als technische raadgevers meegekomen waren, doch verder niets in de pap te brokken hadden. Karakhan was secretaris van de Russische afvaardiging. Van Duitsche zijde had de opperste legerleiding de zaak in handen genomen: generaal Hoffmann vertegenwoordigde Ludendorff. Hem waren Oostenrijksche, Bulgaarsche en Turksche militaire experten toegevoegd, alsmede enkele politieke raadgevers. Als zetel voor de conferentie werd Brest-Litovsk gekozen.
Militair gesproken was de toestand zoo simpel als hij groot was, De Duitschers, die kost wat kost met hun oostelijk front wilden opruimen, stelden voorwaarden die althans in hunne oogen ‘niets onrechtvaardigs of krenkends voor de Russen behelsden. Met een normale partner, hadden enkele uren moeten volstaan om op die basis een wapenstilstand te sluiten.’ Dat was echter zonder den waard gerekend.
| |
De Vrede van Brest-Litovsk.
Was de toestand louter militair gesproken zoo helder als pompwater, politiek was hij des te ingewikkelder. De Duitschers wilden kort en goed vrede sluiten; de bolsjewisten, die goed besloten waren niet meer te vechten, wilden vooral revolutionnaire propaganda voeren. Derhalve rekten zij de onderhandelingen, zoozeer als het maar eenigszins doenlijk bleek.
Eerst vergden zij, dat al de debatten zouden openbaar gemaakt worden, wat hun toeliet in overvloed beginselverklaringen af te leggen. Toegestaan. Dan stelden zij als voorwaarde, dat de Duitschers gedurende de onderhandelingen geen troepen van het oostelijk front meer zouden weghalen. Nogmaals toegestaan, te gereedelijker daar al de korpsen
| |
| |
met eenige militiare waarde al lang naar het Westen op weg waren, zooals generaal Hoffmann het zakelijk vaststelt. Eindelijk stonden zij er op, dat er van loopgraaf tot loopgraaf zou verder verbroederd worden. ‘Aangezien het onmogelijk scheen de betrekkingen van loopgraaf tot loopgraaf heelemaal te beletten, stelde ik dus voor ze te beperken bij sommige punten op het front. Aldus bleef het mogelijk een zekeren controol uit te oefenen en beslag te leggen op het grootste gedeelte van de propaganda-literatuur die ongetwijfeld naar onze lijnen ging stroomen. Wanneer de Russen daarenboven eischten dat de bolsjewistische literatuur vrijelijk in Duitschland zou ingevoerd worden, moest ik mij daartegen verzetten, maar verklaarde mij bereid den uitvoer van die literatuur naar Frankrijk en naar Engeland te vergemakkelijken.’
Men ziet het: de Duitschers zochten de revolutionnaire propaganda als wapen tegen hunne vijanden aan te wenden. Zij verloren echter uit het oog dat de censuur bij de Verbondenen waakte, en dat hunne eigen legers inmiddels door de bolsjewistische propaganda bewerkt werden: al de geschiedschrijvers zijn het eens om te besluiten dat de kiemen der omwenteling die in 1918 in de Duitsche vloot uitbrak, en vandaar naar het binnenland oversloeg - zoo ook in Oostenrijk-Hongarije - op het Russisch front opgedaan waren. Van in 1918 had Ludendorff het veilig geacht sommige afdeelingen, komend uit het Oosten, te ontbinden en de manschappen met groepjes in ‘betrouwbare’ regimenten in te lijven. Dit had echter alleen voor gevolg de haarden van revolutionnaire aansteking te vermenigvuldigen. Dit was een gevolg van den vrede van Brest-Litovsk, dat de Duitsche veldheeren zeker niet gezocht hadden!
Die vrede werd trouwens zoo licht niet gesloten. Joffe schipperde zoo handig, dat na enkele weken de Duitsche en Oostenrijksche regeeringen respectievelijk staatssekretaris von Kühlmann en graaf Czernin als gevolgmachtigden naar Brest-Litovsk stuurden. Hiermede verzeilden de onderhandelingen
| |
| |
van het militair naar het politiek plan - iets wat de Russen in petto voorzeker op prijs stelden.
Bleek het inderdaad dat Hoffmann, wegens het ontduiken der Russen, geen komaf kon maken met de onderhandelingen, het vlotte nog veel minder wanneer het er op aankwam tusschen Duitschland en zijn Verbondenen de eigenlijke vredesvoorwaarden te bepalen. Het ging zoover dat Oostenrijk-Hongarije op zeker oogenblik dreigde Duitschland in den steek te laten. ‘Wanneer luitenant-generaal Cciczericz met een afzonderlijken vrede dreigde, antwoordde ik dus zeer kalm, dat dit me een uitstekend gedacht leek, dat ik aldus vijf-en-twintig Duitsche legerafdeelingen zou beschikbaar krijgen, die op het krijgsfront onze Oostenrijksch-Hongaarsche bondgenooten steunden. In geval van een afzonderlijken vrede zou de rechterflank van het Duitsch leger automatisch door Oostenrijk-Hongarije gedekt worden, en bijgevolg, zegde ik, zou de militaire toestand van Duitschland merkelijk beter worden.’
Dergelijke argumenten temden ten slotte de Oostenrijkers en ook de Bulgaren en de Turken, die ieder vanzelfsprekend zooveel mogelijk de lakens naar hunne zijde zochten te trekken. Toen dit gekibbel zijn hoogtepunt bereikt had, bemoeide Wilhelm II er zich mede: hier was een gelegenheid geboden om een flater te begaan, en die zou hij niet verzuimen. Hij wilde aanhechtingen in Polen, in de Baltische Staten, en dies meer - en generaal Hoffmann verspeelde heel wat welsprekendheid en tijd om hem te overreden. Wanneer Hoffmann den 2 Januari eindelijk met een concreet voorstel voor de pin kwam... verklaarde Joffe dat hij zijn regeering moest raadplegen. Hij vertrok, en eenige dagen later... keerde Trotsky in persoon in zijn plaats terug.
Met hem kregen de Duitschers nog meer tablatuur. Hij begon met een redevoering af te steken die ‘het bloed van al de aanwezige officieren deed koken.’ Bovendien zorgde hij er voor dat zijn speech draadloos verspreid werd. Na eenige dagen waren de besprekingen tusschen Trotsky en de Duit- | |
| |
schers feitelijk afgebroken, en begonnen deze laatste te onderhandelen met afgevaardigden voor Oekreenje, dat verklaarde zich van Rusland te willen afscheuren, waarop Trotsky antwoordde, dat het dit gerust kon probeeren.
Ten slotte besloten de Duitschers (en hierbij rekenen wij natuurlijk steeds hunne bondgenooten) uit te pakken met een ultimatum. Doch Trotsky was hen te voor: den 10 Februari verklaarde hij dat hij geen vrede sloot, doch dat Rusland voortaan den oorlog als geëindigd beschouwde, dat het zijn leger demobiliseerde, en dat het dit feit ter kennis van al de volkeren en Staten zou brengen... waarop hij zijn matten oprolde en er van onder trok!
‘Die verklaring van Trotsky lokte algemeene onthutsing uit, en alleman bleef stom’, noteert generaal Hoffmann. Wat nu gezongen? De militairen vonden de oplossing: zij vroegen en verkregen de toelating om de krijgsverrichtingen herop te nemen. Acht dagen nadat Trotsky vertrokken was, zetten de Duitsche legers zich in beweging: al waren het nu ook landsturmkorpsen, zij bezetten alles wat zij wilden. Van af den tweeden dag van dit ‘offensief’ hadden de Russen draadloos geseind dat zij opnieuw wilden onderhandelen: doch de Duitschers zetten hunnen opmarsch niet stop, vooraleer zij Polen, Letland, Litauwen, Estland veroverd hadden. De Keizer hoopte inderdaad in de Baltische landen eenige tronen op te richten voor zijn jongere zoons...
Terwijl dit alles plaats greep, waren Kühlmann, Czernin, en de overige politieke onderhandelaars naar Bukarest vertrokken, om er vrede te sluiten met Rumenië, dat wegens de ineenstorting van Rusland de wapens had moeten neerleggen. Ditmaal hadden de militairen dus de baan vrij: Hoffmann stelde vredesvoorwaarden op, die de Russen niet eenmaal meer wilden onderzoeken. Zij teekenden blindelings, daardoor betuigend dat zij zich tijdelijk neerlegden bij een toestand, die alleen door het geweld geschapen was.
Hiermede was het oostelijk front evenwel nog niet gelikwideerd. Nauwelijks was de vrede te Brest-Litovsk geteekend
| |
| |
of de bolsjewisten vielen in Oekreenje binnen, wierpen de Rada of nationale regeering omver... en de Duitsche en Oostenrijsche legers mochten opnieuw oprukken ter hulp van dien ‘bondgenoot’: de eerste bezetten Kiew, de tweede Odessa. Met dit alles moesten de Duitschers, tot met den Wapenstilstand, nog tamelijk veel troepen op het oostelijk front houden, om de wingewesten voor de lieve zoontjes van hun Keizer te vrijwaren. En dat het oostelijk front voor de oorlogsmoede troepen van militair standpunt precies geen gezond klimaat was, steekt de oogen uit.
|
|