| |
| |
| |
Op het Oostelijk Front.
Het Offensief van Broessilov.
Wij hebben gezien hoe, op het einde van 1915, de Duitschers de Russen tijdelijk knock-out gezet hadden. Maar gedurende de wintermaanden werd het leger van den Tzar weer opgeknapt. Schitterend was zijn toestand niet, en weinige maanden later zou Castelnau, door de Fransche regeering met een zending in Rusland belast, kunnen schrijven: ‘Indien het Fransch leger 20 waard is, is het Russisch leger 8 of 9 waard.’ Het vertegenwoordigde in ieder geval zooals het was, en dank aan zijn onuitputtelijke reserves in manschappen, nog een strijdmacht waarmee af te rekenen viel, en dit zouden de Duitsch-Oostenrijkers alras ondervinden.
Gedurende den winter hadden de Verbondenen een krijgsplan gesmeed, waarvoor Joffre in zijn Gedenkschriften het vaderschap opeischt. Zij hadden besloten met de eerste schoone dagen van 1916 op al de fronten een beslissend offensief in te zetten. Wij hebben verteld hoe de Duitschers, met hun preventieven stormloop tegen Verdun dit plan gedeeltelijk verijdelden. Maar in Juni was de Duitsche aanval tegen Verdun ingedamd, en alsdan namen de Verbondenen opnieuw het initiatief der krijgsverrichtingen in handen.
Terwijl het orkaan rondom Verdun woedde hadden de Russen, in Maart, op hun rechtervleugel een sterk offensief tegen de Duitschers ingezet, zonder evenwel merkelijke resultaten te bekomen. De Italianen, van hun kant, waren eveneens zonder gevolg in Maart tot een aanval overgegaan. Conrad von Hoetzendorff had zelfs in Mei met een groot tegenoffensief in Tyrol geantwoord. Daarvoor had hij echter heel wat
| |
| |
volk van het Russisch front weggehaald zoodat, wanneer Broessilov den 4 Juni onverhoeds lossloeg tegen de Oostenrijkers, op een front van ongeveer 350 kilometer, deze eens te meer onder den slag struikelden. Het 4e Oostenrijksch leger werd ten eenenmale overrompeld en de Duitschers moesten in allerijl ingrijpen om hun wankelenden bondgenoot recht te houden. Een Turksch legerkorps moest zelfs ter hulp geroepen worden. En zoo wanhopig werd alras de toestand der Oostenrijkers, dat zij er moesten in berusten de opperste legerleiding af te staan aan Hindenburg-Ludendorff, die sedert eind Augustus 1916 Falkenhayn als generalissimo vervangen hadden. Sedert Juli was Hindenburg trouwens reeds belast geworden met het bevel over heel het front van de Baltische zee tot Lemberg, terwijl een kleiner stukje toevertrouwd bleef aan aartshertog Karel, de latere Keizer, met de Duitsche generaal von Seekt als stafoverste.
Kolonel Schnitzler schrijft:
‘Met de ontketening van hun massief offensief op al de fronten tegelijkertijd in den zomer van 1916 beoogden de Verbondenen de Centrale Mogendheden neer te werpen. Maar het was hoofdzakelijk op het Oostelijk front dat deze laatste op zeker oogenblik het grootste gevaar liepen. Rusland had inderdaad besloten eens te meer een geweldigen slag toe te brengen, het front in te beuken met zijn massa's en Midden-Europa te overstroomen. Het had zijn groot offensief tot in de minste bijzonderheden voorbereid. Het had wapenen, ammunitie en krijgsmateriaal van allen aard en van het jongste model in overvloed ontvangen van de Verbondenen en van de Vereenigde Staten. De Westelijke mogendheden hadden instructeurs ter beschikking gesteld om de Russische troepen af te richten volgens de nieuwe tactiek en Rusland beschikte over een voldoende menschenmateriaal om de gapingen aan te vullen door de gevechten van 1915 in zijn gelederen geslagen. Het bracht zelfs nieuwe legerkorpsen in het veld. Het moraal der troepen en hun vertrouwen in de overwinning waren gesterkt geworden. De Tzar verplaatste zich gestadig
| |
| |
om de eenheden te bezoeken, die door zijn popen met een godsdienstige geestdrift bezield werden...’
Broessilov, die het bevel voerde over den voornaamsten aanvalslegergroep, zegt schrijver elders, was een bekwaam en energiek veldheer, die het bloed van zijn manschappen niet spaarde. Dit laatste werd ons bevestigd door Belgen die met onze auto-kanonnen aan zijn offensief deelnamen. Het gebeurde meer dan eens dat zij, om met hunne wagens door te kunnen, karweien moesten vooruitsturen om de Russische lijken weg te ruimen, die de wegen bedekten!
Al was het dan ook ten koste van ongehoorde verliezen, Broessilov overspoelde met de overmacht van zijn volk de Oostenrijkers, en de Duitschers kregen, zooals wij hooger zegden, de handen vol om den springvloed in te dammen. Terzelfdertijd ontketenden de Britten en de Franschen in Juli hun Sommeoffensief. Van Juni tot Augustus hielden de Russen een onophoudende reeks aanvallen vol: met hun miljoenenscharen liepen zij storm tegen het Duitsch-Oostenrijksch materiaal. En het laatste woord bleef per slot van rekening aan het materiaal: de Russen teisterden geweldig de Oostenrijkers, maar de Duitschers wisten de ineenstorting van het front te verhinderen.
Nog een zeer harde noot kregen deze laatste te kraken, wanneer Rumenië in September 1916 met zijn 500,000 man versche troepen in het perk trad. Hadden Russen en Rumenen elkaar op dit oogenblik verstaan, de Duitschers hadden misschien toch moeten zwichten onder de overmacht. Maar de Russen, voortgaand op de demoralisatie van de Oostenrijksche legers - meer dan 200,000 deserteurs liepen naar hen over! - waanden dat zij het pleit gewonnen hadden, en zagen met leede oogen Rumenië mobiliseeren, om zijn paart van den ‘koek’ op te eischen! Zij lieten de onervaren Rumenen door de veteranen van Mackensen aftakelen... en zoo konden de Duitsch-Oostenrijkers ten slotte nog den toestand redden. Volgens de getuigenis van Hindenburg hadden de kansen van
| |
| |
Duitschland nooit hachelijker gestaan dan in het najaar van 1916, zelfs niet na den Marneslag.
De weerslag van het Broessilovoffensief was dubbel: de Oostenrijkers hadden een geweldigen knak gekregen, krijgsgevangenen met honderdduizenden verloren, en stonden tijdelijk buiten strijd;
De Russen zelf hadden evenwel een aderlating zonder voorgaande opgeloopen - ongeveer een miljoen man, waarop zeer veel dooden - en zouden weldra met de Revolutie af te rekenen krijgen.
Zoo liep het Broessilovoffensief, louter militair gesproken, weer eens op een draw uit. De Russen voelden de behoefte uit te blazen, de Oostenrijkers niet minder: derwijze verplaatste het zwaartepunt van den strijd zich eens te meer naar het westelijk front, alwaar de Verbondenen, met hun Sommeoffensief uitgepakt hadden, waarvan kolonel Schnitzler schrijft:
‘De groote Britsch-Fransche aanval in den zomer van 1916 langs weerskanten der Somme ontketend, zou voor de eerste maal bewijzen hoeveel sterker de Entente was in krijgsmiddelen voor het voeren van den grooten vestingsoorlog, die nog twee jaren zou duren, tot met het groot offensief van Foch in den zomer van 1918.’
| |
De Veldtocht van Rumenië
Naar aanleiding van de tusschenkomst van Rumenië speelde zich een geheim-diplomatische komedie af, die hier wel een korte vermelding verdient.
In den zomer van 1916, wanneer Broessilov de Duitsch-Oostenrijksche legers bij den strot hield, kon de tusschenkomst van Rumenië beslissend worden: inderdaad de Duitsch-Oostenrijkers hadden 500,000 man verloren, en wanneer daar nog 500,000 versche Rumeensche troepen bijkwamen, werd de toestand der Duitsch-Oostenrijkers hopeloos, te
| |
| |
meer daar Joffre sedert lang aandrong om het leger van Saloniki te versterken. De Rumenen konden met hun hoofdmacht ongehinderd in Transsylvanië binnenvallen, op Budapest aanrukken, en de Oostenrijksche stellingen van Galicië in den rug aantasten en aldus een ineenstorting van heel het Duitsch-Oostenrijksch front uitlokken. Zij konnen terzelfdertijd een leger naar het Zuiden sturen om Bulgarije, met de uit Saloniki oprukkende Fransch-Britten-Serviërs tusschen twee vuren te nemen.
Dit veronderstelde evenwel:
1. - Dat de Russen Rumenië zouden geholpen hebben;
2. - Dat de Verbondenen van uit Saloniki krachtig zouden ingegrepen hebben.
En dit geschiedde niet. Vooreerst, stond Rusland in petto tegen de tusschenkomst van Rumenië gekant. Het koesterde in 1916 nog de hoop de Duitsch-Oostenrijkers te verslaan. Daarna was het maar een kinderspel meer Bulgarije en Turkije klein te krijgen: en waar dit vijanden waren van de Entente, kon Rusland dan ongehinderd en zonder concurrentie zijn landhonger in den Balkan verzadigen. Niet alleen stak Rusland dus stokken in het wiel om de tusschenkomst van Rumenië te verhinderen, namelijk door het tegenhouden van de wapens en ammunitie die Rumenië via Rusland moest ontvangen; maar wanneer Rumenië eindelijk toch te velde getrokken was, en na eenige eerste successen door de Duitschers Oostenrijkers, Turken en Bulgaren in het nauw gedreven werd, antwoordde de Russische opperbevelhebber Goerko op een verzoek voor hulpverleening: Geen man, geen kanon.
Van een anderen kant, zag Engeland ook met leede oogen de tusschenkomst van Rumenië en, volgens Joffre, wel hierom: ‘Ik had overigens de indruk dat Londen voor de actie van Rumenië niet zooveer voelde als wij, omdat het beducht was voor de ineenstorting van Bulgarije, de eenige mogendheid die de Russische plannen in den Balkan kon verijdelen. En dit standpunt verklaarde het schijnbaar onbegrip der Engelschen betrekkelijk de krijgsverrichtingen van het leger van Saloniki.’
| |
| |
Inderdaad: de Engelschen weigerden het hunne bij te dragen om te Saloniki een sterk leger samen te trekken, dat de Bulgaren moest verslaan om aan de Rumenen en de Russen de hand te reiken. Iedereen ziet van welk een kolossaal belang dit zou geweest zijn: niet alleen werden de Bulgaren en de Turken van het Duitsch-Oostenrijksch blok afgesneden, maar de Russen konden van uit Saloniki wapens ontvangen. Een gezamenlijke aanval der Verbondenen kon de Oostenrijkers in den rug aantasten, tot overgave dwingen en dus ook de Duitschers omsingelen en afzonderen. Joffre overdrijft geenszins wanneer hij schrijft dat de Verbondenen in 1916 alle kansen hadden om den oorlog zegevierend te eindigen. Om de hooger aangehaalde diplomatische beschouwingen verkeken zij echter die kans - met het gevolg dat de oorlog nog twee jaren langer zou duren.
Inderdaad, wanneer de Rumenen te velde trokken bleek het alras dat zij op hun eigen krachten aangewezen bleven. Het leger van Saloniki, maar vier Fransche en zes Servische afdeelingen sterk - de Engelschen verroerden niet, en evenmin de Italianen - kon door het Bulgaarsch front niet breken en werd zonder moeite ingedamd. De Russen breidden hun front uit om de Rumenen te ontlasten, maar toonden zich verder weinig of niet bereid tot samenwerking. Het eenige wat de Rumenen in die voorwaarden vermochten was op eigen hand in Transylvanië binnen te rukken, in de richting van Budapest.
Hadden zij kordaat en snel doorgetast, zij hadden het pleit misschien toch nog gewonnen: inderdaad, de Oostenrijkers werden verrast wanneer de Rumenen in Augustus 1916, dus voor dat de tweede oogst binnengehaald was, te velde trokken. De Oostenrijkers, die den aanval van de Rumenen in geen geval vóór eind September verwachtten, boden weinig of geen weerstand; zonder moeite braken de Rumenen door de Karpathenketen en overstroomden met drie hunner legers Transsylvanië.
| |
| |
Hun tactiek getrouw besloten Ludendorff-Hindenburg den stortvloed te laten rollen, om eerst later, wanneer zij voldoende troepen verzameld hadden, tot den tegenaanval over te gaan. Het eenige wat zij aanvankelijk deden was Mackensen met een Duitsch-Turksch-Bulgaarsch leger naar de Dobroedja, een strook tusschen de Zwarte Zee en den Donau, te sturen ten einde daar een basis te veroveren voor een verder offensief tegen Bukarest. Mackensen slaagde in zijn onderneming, veroverde Constanza, de voornaamste Rumeensche haven en bezette, na een heftig verweer, de Dobroedja. Inmiddels drongen de Rumenen echter steeds dieper in Hongarije, en begonnen zij stilaan het Oostenrijksch front van Galicië in den rug te bedreigen. Op dit oogenblik gaven Hindenburg-Ludendorff het sein tot den tegenaanval aan het Duitsch leger van Falkenhayn en het Oostenrijksch leger van Arz, die zij ten Noorden samengetrokken hadden. De Rumenen, in den flank aangetast, werden ontredderd en moesten in allerijl den aftocht blazen, op de hielen gevolgd door de Duitsch-Oostenrijkers: op drie weken tijds zuiverden Falkenhayn-Arz heel Transsylvanië en was de toestand ten eenenmale omgekeerd. De Rumenen moesten nu op hun beurt de hulp inroepen der Verbondenen, en meer in het bijzonder van Rusland, dat het dichtst bij de hand was.
De Russen toonden zich echter alles behalve dienstvaardig, en zoo konden Hindenburg-Ludendorff practisch ongehinderd al hunne beschikbare reserves tegen de Rumenen ontbinden, om deze voorgoed buiten strijd te stellen. Dit geschiedde rond half-November, door een gecombineerden aanval, te gelijkertijd uit het Noorden en uit het Zuiden. Den 16 en 17 November versloegen Arz-Falkenhayn te Targu Jiu de Rumenen, en dreven ze achteruit, in de richting van Bukarest: den 23 November stak Mackensen op zijn beurt den Donau over, en begon van uit het Zuiden naar Bukarest op te rukken. Rond de hoofdstad aanvaardden de Rumenen een beslissenden slag, brachten een tijd lang Mackensen in gevaar, werden echter door Falkenhayn-Arz met omsingeling bedreigd, en moesten
| |
| |
ten slotte het leeuwenaandeel van hun grondgebied prijsgeven om zich achter den Sereth te verschansen, in voeling met de Russen, die zich eindelijk gewaardigden een reddende hand uit te steken. De Rumenen behielden alleen een hoekje bodem - zoo ongeveer als ons IJzerfront. Wanneer de Russen echter nadien, voor eigen rekening in Transsylvanië poogden binnen te rukken, mislukte hun opzet... en ondervonden zij, te laat, dat zij met het vuur gespeeld hadden: de eerste maanden van 1917 brachten de omwenteling, en de Tzar boette zijn kroon en zijn leven in. De Fransche generaal Berthelot hielp het Rumeensch leger achter den Sereth herinrichten, en in den zomer van 1917 kon het nog aan het laatste Russisch Kornilov-offensief deelnemen. Maar wanneer de Russen te Brest-Litvosk vrede sloten, moesten ook de Rumenen de wapens neerleggen en ongehoord harde vredesvoorwaarden aanvaarden, die echter achteraf te niet gedaan werden door de overwinning der Entente.
Dit was het Rumeensch avontuur, dat in 1916 den oorlog had kunnen besluiten.
|
|