| |
| |
| |
Hoofdstuk IV.
1916.
| |
| |
Op het Westelijk Front.
Verdun gezien uit den hoek der Generaals
Het krijgsjaar 1916 was het jaar van Verdun!
Het is een feit: Verdun verzinnebeeldt in de oogen der strijders, zoowel Fransche als Duitsche, de gruwel des oorlogs op zijn hoogtepunt.
Is Verdun dan een zoo uitzonderlijk bloedbad geweest? Neen en ja!
Neen, dat worden wij dadelijk gewaar, wanneer wij b.v. de Gedenkschriften van Joffre raadplegen. Misschien is er daar wat vooringenomenheid bij: maar hij gewaardigt zich niet Verdun als wat anders te beschouwen dan als een bijzonder hevige locale actie, zonder beslissenden invloed op het verloop der krijgsgebeurtenissen.
Ja, wanneer men rekening houdt met de bijzondere atmospheer van dien slag. Volgens de officieele statistieken kostten de honderd en zestien dagen onafgebroken strijd rondom Verdun aan de Franschen 179,000 dooden en gevangenen en 279,000 gekwetsten, en aan de Duitschers 46,773 dooden, 23,316 vermisten of gevangenen, 206,450 gewonden. Die cijfers, hoe schromelijk ook, zijn niet zwaarder dan deze voor even bewogen en lange perioden in 1914 of in 1915, zooals bleek uit de statistieken die wij vroeger aanhaalden. Maar wanneer wij overwegen dat Verdun een dagelijksche herhaling was van dezelfde systematische moordpartij, dan wordt de vreeselijke indruk die de strijders er van bewaard hebben begrijpelijk.
Waarom ontketenden de Duitschers het bloedbad van Verdun?
| |
| |
Zooals wij het reeds vaststelden: op het einde van 1915 bezaten de Duitschers het voordeel der strategische positie, de Verbondenen integendeel de overmacht der krijgsmiddelen. De Duitschers redeneerden dus, van militair standpunt, zeer juist wanneer zij besloten met de eerste lentedagen van 1916 de Verbondenen voor te zijn en te treffen in het zwakke punt van hun pantser. Welke was die zwakke plek?
Hindenburg had in 1915 beweerd: Rusland. En de gebeurtenissen stelden hem grootendeels in het gelijk. In 1916 beweerde de Oostenrijksche opperbevelhebber Conrad von Hoetzendorff dat Italië het weeke punt was in het bondgenootschap der Entente. En wanneer wij overwegen welk een davering de Italianen later, in 1917, te Caporetto opliepen vanwege het XIe Duitsche leger, moeten wij besluiten dat hij, zoowel als Hindenburg, juist keek. Maar de Duitsche generalissimo Falkenhayn was onverzettelijk de meening toegedaan dat de beslissing moest vallen op het Fransch front. Hij redeneerde ongeveer aldus: ‘Engeland is onze meest geduchte tegenstander, omdat zijn krachten nog vrijwel onaangetast zijn. Het stuurt maar eerst op groote schaal zijn troepen naar het front, en het hongert ons intusschen uit met de blokkade. Om Engeland klein te krijgen, moeten wij het berooven van zijn Verbondenen. Onder deze is Frankrijk zeker de meest gehavende. Sedert het begin van den oorlog hebben de Franschen een miljoen dooden en gevangenen en anderhalf miljoen gewonden verloren. Zij zijn dus verre leeggebloed: wij moeten ze door een verdere geweldige aderlating voorgoed uitputten en tot overgave dwingen.’
Falkenhayn schreef letterlijk in zijn verslag, dat leidde tot het Duitsch offensief van Verdun:
‘Frankrijk is bijna ten einde gekomen van zijn militaire krachtinspanning. Indien men aan dit land duidelijk kan doen verstaan dat het militair gesproken niets meer te hopen heeft, dan zal de grens overschreden zijn en zijn beste wapen (het Fransch leger) aan Engeland ontrukt worden.’
En verder:
| |
| |
‘Er bestaan achter den Franschen sector op het westelijk front bereikbare objectieven (Falkenhayn was de meening toegedaan dat een doorbraak niet te verwezenlijken was), voor wier behoud de Fransche legerleiding verplicht is tot haar laatsten man te verbruiken. Indien zij aldus handelt, zullen de Fransche troepen door hunne bloedige verliezen uitgeput worden, want zij zullen het gevecht niet kunnen ontwijken, onverschillig of Duitschland ja dan neen zijn objectieven bereikt. Handelt de Fransche legerleiding anders en geeft zij de objectieven prijs, dan zal het moreele uitwerksel geweldig zijn.’
Die regelen zijn even vreeselijk als logisch. Falkenhayn rekent op geen doorbraak zooals Joffre. Falkenhayn ziet de onmacht der generaals in. Hij geeft toe dat de moderne oorlog niets anders is dan een stelselmatige verdelging der levensreserves van den vijand. Zooals Hart schrijft: ‘Het princiep van zijn tactisch plan was een onophoudende reeks aanvallen die door hunne gestadige bedreiging de Fransche reserves onder het hakmes der Duitsche artillerie zouden lokken.’
En hierdoor wordt nu duidelijk waarom Verdun op de strijders zulk een kolossalen indruk maakte; zij voelden dat zij er naartoe trokken niets dan om bloed te vergieten. Hier was er geen sprake meer van strategie, van doorbraak, van krijgskunst: hier zou voor de eerste maal in de geschiedenis de mensch op de slagvelden totaal geofferd worden aan het krijgsmateriaal, hier zou hij voor de eerste maal zijn vernuft en zijn wilskracht, in een woord zijn geest, voor niets anders meer aanwenden dan om zijn wederspannig lichaam in den vleeschmolen te drijven. Want de regelen van Falkenhayn zijn duidelijk: Verdun had geen ander doel dan met zooveel mogelijk materiaal zooveel mogelijk volk te dooden. Voor de eerste maal in de geschiedenis springt ons hier het onzinnige van den modernen oorlog in het oog! Falkenhayn is werkelijk de eerste moderne generaal geweest, in dit opzicht dat hij ingezien heeft dat de moderne oorlog niets anders meer is dan een blind verdelgen van de levensenergiën van den vijand.
| |
| |
‘Pour tuer du Français’, zooals Galtier-Boissière zegt, had Falkenhayn 400 batterijen van alle kaliber opgesteld, met een onuitputtelijke stock ammunitie; daartegenover stelden de Franschen in den beginne maar 30 batterijen, waarop enkel 3 zware. Het eerste gevolg was dat de Franschen gedurende dagen en dagen, vooraleer zij voldoende materiaal bij de hand gesleept hadden, met de borst van hun soldaten een dam tegen dien staalstortvloed zouden moeten opwerpen: in dit opzicht slaagde het plan van Falkenhayn volkomen. Maar Verdun bracht de Franschen niet aan 't wankelen: en van dientwege bleek Falkenhayn zich totaal misrekend te hebben. Het eenige resultaat van Verdun was geweest: den oorlog wreeder te maken, zooals iedere verdere veldslag den oorlog wreeder moest maken. Wij schreven het reeds vroeger: de verdelgingsmiddelen houden gelijken tred met den vooruitgang, hoe grooter de beschaving wordt hoe barbaarscher de oorlog moet worden.
Hiermede weten wij nu, wat Verdnu voor de generaals was: een koele berekening.
Voor de soldaten was Verdun een hel!
| |
Verdun gezien uit den hoek der Soldaten.
Er zijn drie phases te onderscheiden in den slag van Verdun. De eerste strekt zich uit van den 21 Februari 1916, wanneer de eerste groote obus van 380 nabij de kathedraal van Verdun ontplofte, tot den 26 Februari daaropvolgend. Gedurende die vijf eerste dagen werden de Franschen ten eenenmale verrast. De verdedigingswerken waren in onbevredigenden staat, er waren geen reserves bij de hand: al wat de Franschen vermochten was den stormloop in te dammen.
Den 26 Februari werd Pétain door Joffre belast met de leiding van de krijgsverrichtingen rondom Verdun. Zijn taak werd verzwaard, niet alleen door het feit dat hij in allerhaast
| |
| |
versterkingen bij de hand moest slepen en dadelijk in den smeltkroes werpen, maar bijzonderlijk door de omstandigheid dat hij maar over één enkele bron beschikte om het slagveld te bevoorraden. Den 23 Februari wordt die eenige steenweg dan nog onbruikbaar wegens den dooi. ‘Pétain heeft de ingeving steengroeven te laten openen, terstond uitgebaat door territoriale troepen, die onvermoeibaar steenen schieten onder de wielen der auto's, die voorbijsnorren, onafgebroken, één alle veertien sekonden. Tusschen den 27 Februari en den 6 Maart vervoerden 3,900 kamions 23,000 ton ammunitie en 190,000 man langs dien eenigen weg.’
Wanneer een wagen pech had of door het vijandelijk geschut, dat gestadig dien weg bestookte, getroffen werd, kantelde men hem doodgewoon in den gracht: de karavaan moest door, kost wat kost!
Welk lot wachtte de 190,000 man, die aldus in de eerste dagen in het vuur geworpen werden? Zij wisten dat zij zouden vermorzeld worden onder het schroot der 400 gestadigbrakende Duitsche batterijen, en dat zij, dag in, dag uit, onophoudende stormloopen zouden af te slaan krijgen. Boven den ingang der hel schreef Dante: ‘Gij die hier binnengaat, laat alle hoop achter’. Hetzelfde moesten de eerste scharen denken, die naar Verdun trokken. Zij moesten eerst, beladen met voedsel en met ammunitie, den langen slakkengang meemaken, langs de ‘Voie Sacrée’, langs de eenige baan, die als een slagader de vuurlinie met de reserves achteruit verbond. Dan moesten zij, onder een verschikkelijk spervuur, doorheen een omgewoelden, slijkerigen baaierd, de vuurlinie zoeken te bereiken. Maar wat was de vuurlinie? Alle uren werd zij verlegd. Honderdduizenden kogels, duizenden obussen, zoefden gestadig over het slagveld. Wie geraakt werd bleef liggen: de zwaargekwetsten, die zich zelf naar de verplegingsposten niet konden slepen, moesten ter plaatse bezwijken. De levenden stieten overal op dooden en stervenden. Van bevoorrading geen sprake. Van aflossing al niet veel meer: strijden tot den laatsten man, in grachten, in obus- | |
| |
putten, verkleumd door het water en het slijk! 's Nachts, ronddolen en hier en daar een brokje eten, een slokje water, een pak kogels zien te krijgen; bij dag tegen den grond geplakt liggen, om aan de beschieting te ontsnappen, en slechts kunnen rechtspringen om aanvallen af te slaan!
Pétain zag al gauw in dat hier verandering moest in komen, wilde hij met heele regimenten en divisies niet totaal vernietigd zien. Hij richtte het systeem van den ‘draaimolen’ in, waardoor de eenheden elkaar gestadig aflosten in de vuurlinie. Dit kostte natuurlijk veel verliezen, wegens het gevaar dat met de aflossingen gepaard ging, maar de strijders hadden met dit systeem ten minste nog een beetje hoop den dans te ontspringen. Zes en zestig Fransche legerafdeelingen zouden aldus opvolgenlijk, en sommige vier, vijf keeren achtereen, door de hel van Verdun trekken. Dit was de tweede phase van den veldslag, gedurende dewelke de Franschen stilaan, gaandeweg, het evenwicht herstelden: op 't laatste hadden zij ongeveer evenveel kanonnen in lijn, en evenveel volk. Van af Mei ontrukten zij aan de Duitschers het initiatief, en enkele Fransche aanvallen, uitgevoerd door Nivelle of Mangin, wierpen de Duitschers vrijwel op hunne uitgangsstellingen terug. Dit was, zeer bondig aangeduid, de derde phase.
Maar laten wij ons liever dan met de plannen der generaals, met het lot der strijders bezighouden, Niemand beter dan generaal Pétain zelf beschreef hun martelie:
‘Van op den stoep van het gemeentehuis van Souilly, mijn zoo goed geplaatste commandopost op den kruisweg der banen die naar het front leidden, sloeg ik ze gade met mijn meest waakzame genegenheid, wanneer zij met hunne eenheden het vuur in trokken; opgeschud in ongemakkelijke wagens of plooiend onder den last van hun krijgsuitrusting wanneer zij te voet opstapten, deden zij hun best om er onverschillig uit te zien met te zingen of met er kwinkslagen uit te flappen; en ik was gevoelig aan den betrouwensvollen blik, die zij mij bij wijze van groet toewierpen. Maar welke ontmoediging, wanneer zij terugkeerden, hetzij alleen, gehavend
| |
| |
of gewond, hetzij met hunne gedunde compagnies. Hun onvatbare blik scheen verstard te staan op een schrikbeeld, hun gang en hunne houding verrieden de volledigste terneergeslagenheid; zij zakten ineen onder het gewicht der gruwelherinneringen; zij antwoordden ternauwernood, wanneer ik ze ondervroeg, en in hun ontredderd gestel vond de opwekkende stem der oude “poilus” geen galm meer.’
Het is voelbaar: Pétain, die gezien heeft wat de strijders van Verdun geleden hebben, had er medelijden mede. En wanneer Joffre hem in zijne Gedenkschriften herhaaldelijk het verwijt toericht, dat het hem op zekere oogenblikken aan doortastendheid ontbrak, dan was het omdat Pétain ter plaats was en bevroedde dat er van het weerstandsvermogen van die menschen niet méér kor verlangd worden. De opperbevelhebbers, van uit hun hoofdkwartieren, hebben het gemakkelijk om van doortastendheid te spreken! En het is om over de menschheid te wanhopen, wanneer men overweegt dat de les van een bloedbad als Verdun misschien niet zal mogen baten!
Iedereen weet nochtans wat Verdun geweest is. De Duitschers weten het zoo goed als de Franschen, want hunne letterkunde, van Unruh tot Remarque, zegt voldoende wat Verdun ook voor hun volk geweest is. En wij weten met zekerheid dat de oorlog van morgen nog erger zou zijn dan Verdun, dat de strijdcapaciteit, zooals men dat heet, der moderne legers nog aanzienlijk vermeerderd is, dat een eenheid van 1932, tweemaal zooveel dood en vernieling kan braken als een eenheid van 1916. Te Verdun heeft het menschdom een voorsmaakje gekregen van wat de oorlog van morgen zal zijn, van wat het beteekent te strijden niet man tegen man, zooals voorheen, doch man tegen materiaal!
Wij hebben bijzonder gewezen en gedrukt op de beteekenis van het bloedbad van Verdun, omdat wij den indruk hebben dat te Verdun de oorlog voorgoed zijn moderne gedaante aannam. Er bestaat geen krijgskunst meer, in de oude opvatting van het woord. Het gaat er niet meer om door geleerde maneuvers den vijand schaakmat te zetten; het gaat om de
| |
| |
verdelging van den vijand. Begrijpen de volkeren dit niet, zij zullen het voelen!
| |
De Sommeslag - nog erger dan Verdun!
In 1916 namen de Duitschers dus het initiatief der aanvallen, met hun stormloop tegen Verdun, en behielden het van eind Februari tot begin Juli.
Den 4 Juni, wanneer de Duitschers stilaan hun greep rondom Verdun moesten beginnen te lossen, sloeg in Rusland Broessilov los. Hij takelde voornamelijk de Oostenrijkers toe, die maar eventjes 800,000 krijgsgevangenen verloren, naast hun dooden en gekwetsten. Maar ook de Duitschers kregen hun part van de klappen. Joffre schrijft immers: ‘Van den 4 tot den 31 Juli hadden zij (de Russen) aan de Duitschers alleen 335,000 man genomen, waarop 6,000 officieren, en 461 kanonnen. Van den 16 tot den 28 Juli 39,000 man, 340 officieren en 49 kanonnen; den 28 en 29 Juli 32,000 man, 650 officieren en 100 kanonnen; zegge meer dan 400,000 krijgsgevangenen voor de Duitsche legers van het oostelijke front alleen.’ Wanneer men daar de dooden en de gekwetsten bijvoegt, komt men tot een indrukwekkend totaal.
Het was juist, terwijl zij vanwege Broessilov een zoo zware davering opliepen, dat de Duitschers op het westelijk front ook nog aan het Britsch-Fransch Somme-offensief het hoofd te bieden kregen - het antwoord der Verbondenen op Verdun.
Wij wezen er op hoe Verdun een nieuwe tactiek inluidde. In de plaats van breede doorbraakaanvallen, met veel volk en betrekkelijk weinig materiaal op een uitgebreid front, verkozen de Duitschers de Franschen te teisteren door een onophoudelijke reeks kleine aanvallen uitgevoerd met betrekkelijk geringe troepenmassa's doch gesteund door een reusmchtig materiaal.
| |
| |
Op de Somme gebruikten de Verbondenen dezelfde tactiek: maar de rollen waren gewisseld in dit opzicht, dat ditmaal de Verbondenen - en tot het einde van den oorlog - over de superioriteit van het krijgstuig beschikten. De Somme was in dit opzicht een keerpunt: tot in den zomer van 1916 beschikten de Duitschers over de superioriteit van het materiaal; van af het Somme-offensief waren de Verbondenen hun ook op dit punt de baas.
De Duitschers, die waanden het Fransch leger vermorzeld te hebben onder het hakmes van Verdun, konden ternauwernood hunne oogen gelooven, toen hunne vliegers berichtten dat de Franschen in Juni aanstalten maakten om met de Engelschen mede aan te vallen langs de Somme. Zij moesten dit evenwel toegeven, wanneer, na een vervaarlijke beschieting, den 1 Juli niet alleen de Engelschen doch ook de Franschen van leer trokken, langs weerskanten der Somme, op een totaal front van 37 kilometers.
Die aanval was evenwel maar een inzet, en kolonel Schnitzler schrijft:
‘Het doelwit van den aanvaal was door het vijandelijk front te breken.’
Nochtans, afgaand op de opgedane ervaring, koesterde de Opperste Legerleiding der Entente de hoop niet dit doel met den eersten stormloop te bereiken. De strijd zou lang en hard zijn, zooals Joffre het den 29 Juni zegde in zijn onderrichtingen aan Foch en Haig. De Duitschers moesten trapsgewijze achteruit gedreven worden, door beperkte methodische aanvallen, tot wanneer, na dagen, weken en misschien maanden, hun weerstandsvermogen zou gebroken zijn. De artillerie moest het terrein veroveren, de infanterie het bezetten, dat was alsdan het ordewoord.
‘De aanval streefde tegelijkertijd naar de verovering van het terrein en naar de uitputting der vijandelijke reserves. Iederen keer dat de Duitschers hun defensieven muur zouden oprichten, zou men hem opnieuw inbeuken, tot wanneer het oogenblik zou aanbreken waarop zij de bressen niet meer zouden
| |
| |
kunnen stoppen. Alsdan zou men de beslissing pogen af te dwingen.’
Dit was evenwel, net zooals te Verdun, weer eens gerekend zonder het defensief weerstandsvermogen der moderne legers. Van Juli tot November herhaalden de Verbondenen gestadig hunne aanvallen: de Duitschers weken voet voor voet, doch zwichtten niet, evenmin als de Franschen te Verdun. Het was een gestadig herbeginnen van dezelfde aanvallen, hier met succes bekroond, daar neergemaaid door de mitrailleuses. Kortom, weer eens een methodisch bloedvergieten, een stelselmatig aderlaten - een Verdun in 't groot.
Hooger aangehaalde schrijver merkt hieromtrent op:
‘De Sommeslag was het toppunt der gevechten en der verdelgingswoede gedurende den wereldoorlog. De strijd duurde weken, dag en nacht, van weerskanten van de Somme. Ternauwernood luwde hij nu en dan voor een dag...
Het vuur der artillerie en der mijnwerpers bereikte alsdan een zoo verpletterende macht, dat het niet mogelijk was te gelooven dat de menschelijke natuur daar langer zou tegen bestand blijken en dat moest verwacht worden dat er langzamerhand in het front een zwakke plek zou merkbaar worden, die dan onder de gestadige drukking der Verbondenen zou begeven.
Rond het midden van September begonnen de aanranders uit te pakken met een nieuw strijdmiddel: de zware pantserwagens of tanks. Deze maakten, bijzonder bij den aanvang, op de verdedigers een machtigen indruk. Hetzelfde gold voor de talrijke Engelsche en Fransche vliegtuigen, die met de mitrailleuse het Duitsch voetvolk in de loopgrachten en in de obusputten bestookten.’
Hier wordt bevestigd wat wij ook vaststelden naar aanleiding van Verdun: het eenige practische resultaat van den Sommeslag was, dat de oorlog weer eens een beetje wreeder en verdelgender werd. Na de gassen, de bommenwerpers, de mitrailleuses, die in 1915 op groote schaal ingevoerd werden, bracht 1916 de zware artillerie, de reuzenbombardemen- | |
| |
ten, de tanks en de vliegers. Hoe meer menschen er sneuvelden, hoe meer materiaal er bijgesleept werd. Zoo bleven de legers, spijts de geleden verliezen en de sleet van het menschelijk materiaal, steeds even sterk en tegen elkaar opgewassen, zoodat het verklaarbaar wordt dat er geen beslissing viel.
Wij hebben geen juiste cijfers gevonden voor den Sommeslag. Kolonel Schnitzler gewaagt van 500,000 man voor de Duitschers en 750,000 voor de Verbondenen. Die cijfers, hoe vervaarlijk ook, zijn zeker niet overdreven, en blijven wellicht merkelijk beneden de waarheid. Den 9 Augustus, dus 39 dagen na den inzet van een offensief dat gedurende vijf maanden zou volgehouden worden, hadden de Engelschen al 117,000 gewonden naar de hospitalen gestuurd, ongeacht de dooden en de gevangenen. En de Franschen, die op de Somme een minder aanzienlijke krachtinspanning deden dan de Britten, verloren van Juli tot October 1916: 136,000 dooden. Men ziet dus dat wij niet overdreven, wanneer wij schreven dat de Sommeslag nog erger was dan Verdun.
|
|