Het Brabandts nachtegaelken, met zijn driederley gesangh, te weten minne-liedekens, herders-sanghen, ende boertigheden(1650)–Jan Mommaert– Auteursrechtvrij Vorige Volgende [pagina 151] [p. 151] Het derde deel van het Brabandts nachtegaelken, bestaende in boertigheden. [pagina 152] [p. 152] Klinck-dicht. HA! ha! wat hoor ick daer, wat is dit voor een gril! Ick sie van tack op tack mijn Nachtegaeltjen springen, Het schettert, en het tiert gelijck als d’Exters singen, Het hippelt hier en daer, en selden is het stil. My dunckt aen sijne stem, dat het met malle vreught Vernieuwen komt ons Ziel’, en leert ons door sijn fluyten Met boerten en ghelach somwijlen ’t hert ontsluyten: VVant door een soet ghewoel wordt onsen gheest verheught. ‘t Is prijs’lijck dat een man in feesten en maeltijden Bedrijf somwijl een kluyt, en somwijl seggh’ een klucht, En wijs is op sijn tydt, maer vrolijck by ghenucht. VVant een oudt spreeck-woort is, dat-men den sot by tijden Laet springhen uyt de mouw, om alle droef ghesucht Wt ons vermoede Ziel’ te drijven in de vlucht. Naer ’t duyster hoop’ ick ’t licht. Vorige Volgende