Stamelend antwoordde hij dus, dat hij het na zijn langen, vermoeienden tocht en de inspannende zwempartij heerlijk vond, als hij nog wat blijven mocht.
‘Welnu, praat dan vooreerst niet meer van heengaan. Komaan, drink een kruik bier. Durf je niet goed? Kijk dan maar naar mij. Ik moet van den schrik eens goed bekomen.’
Dank zij de vriendelijke behandeling, voelde Alewijn zich meer en meer op zijn gemak.
Hij bracht bij den goeden gastheer aangename uren door.
't Was een man van vijf en dertig jaar, met blonden baard en kleine, slimme oogen, die tegelijk heel goedig rondzagen.
Als koopman reisde hij op een schip een deel van Europa door. Nu had hij een lading zijde en andere kostbare stoffen, van Oostersche kooplui afkomstig, aan boord.
Het doel der reis was de groote koopstad Utrecht. Daar hoopte de man zijn waren met goede winst van de hand te doen.
Viermaal in het jaar werd te Utrecht groote jaarmarkt gehouden. Van alle kanten kwamen dan reizigers de stad bezoeken. Boeren en edellieden uit den omtrek, maar ook vreemdelingen, uit Frankrijk, Duitschland, Engeland, ja zelfs Russen en Noren, brachten waren, of hoopten inkoopen te doen.
In gewone tijden reeds heerschte er in de welvarende koopstad druk vertier, maar op zoo 'n marktdag woelde en krioelde een dichte menigte in de straten.
En ook op de wegen, die naar Utrecht voerden, was het buitengewoon levendig.