De Middelnederlandsche dramatische poëzie
(1875)–Henri Ernest Moltzer– Auteursrechtvrij
[pagina 285]
| |
Een tafelspeelken van twee personnagien om up der dry coninghen avond te spelen.
Ghewonelicke vruecht.
1[regelnummer]
Holla, ic hadde daer bijcans ghevallen!
Ic hoorde hier zo groote ghescallen,
Dus moester commen binnen ghestreken.
Comt inne, tes ghenouch ghekeken
5[regelnummer]
Ende groet den coninc, al zoet betaemt,
Sonder langhe dralen.
Alwarich Voortstel.
Ghewonelicke.
Ba, neen, ghij heet Alwarich Voortstel:
10[regelnummer]
Van u zo mueghen se seer zijn verhuecht.
Alwarich.
Neen, groetten ghij, ghij heet Ghewonelicke Vrueght:
Bij uwer duecht veel droufheyt vergaen es.
Ghewonelicke.
Ghewonelicke vruecht nu verre ghedaen es
Midts Pieter Diertijt, die nu voor handen es,
15[regelnummer]
Niet alleen hier maer in allen landen es:
Dit doet ghewonelicke vruecht verdrooghen,
Soot blijct voor ooghen.
| |
[pagina 286]
| |
Alwarich.
Willic mij dan pooghenGa naar voetnoot1)
Te groeten den coninc van hooghen leven?
Ghewonelicke.
20[regelnummer]
Ja ghij, in trouwen.
Alwarich.
Godt moet u grueten, heer coninck verheven,
Ende oic tghezelschap groot ende cleene.
Wij comen hier, zeer licht te beene,
Tot uwer feesten reene, zo ghij muecht mercken,
25[regelnummer]
Om svreuchts verstercken.
Ghewonelicke.
Ons simpel ghewercken
Ghewillich ontsiet hier, coninc gentGa naar voetnoot2),
Wij sullen u gaen schijncken een present
Alzo ic meene.
Alwarich.
30[regelnummer]
Een present?
Ghewonelicke.
Ja.
Alwarich.
Ic en hebber gheene.
| |
[pagina 287]
| |
Ghewonelicke.
Neen? Hoe stadij alzoo? Wat sijdij een slurfGa naar voetnoot1)!
En es daer niet in uwen curf?
35[regelnummer]
Ic meene jaet, bij ja bij neen.
Alwarich.
Ja, daer roteltGa naar voetnoot2) eenen pickelbeen
Ofte eenen steen, ic en weet niet watte.
Ghewonelicke.
Het es een present alzo ic schatte:
Waer pleighmen pickelbeenen te draghen
40[regelnummer]
Op sulcke daghen?
Alwarich.
Ja, wilt dan ghewaghen
Wat dat wij brijnghen up dit saeysoen.
Ghewonelicke.
Dat zal ic gaen doen
Ter eeren dezen coninc, die de croone draecht:
45[regelnummer]
Want wij brijnghen hem een suver maecht,
Die een conincghinne ooc es besevenGa naar voetnoot3),
Die willen wij hem tot een present gheven
Zonder snevenGa naar voetnoot4).
| |
[pagina 288]
| |
Alwarich.
Heylaes, ic moeter om beven:
50[regelnummer]
Waer es u maecht, wat stadij en caltGa naar voetnoot1)?
Ghewonelicke.
Men salse hier varijncGa naar voetnoot2) sien.
Alwarich.
Hij goerGa naar voetnoot3), dat zult.
Wij sullen hier duer u clappen en talen
Eenen zac met scande behalen!
55[regelnummer]
Maer haddij gesweghen, ten ware gheen noot.
Ghewonelicke.
Noch zegghic, wij brijnghen een maecht mijnjootGa naar voetnoot4),
Rasch wilse halen met uwen curf of mande,
Ende gheefse den coninc; ten es gheen scande:
Hij zalder te blijder af zijn van zinne,
60[regelnummer]
Want hem wel dient een conincghinne,
Om zijnen tijt wat te vergeten.
Alwarich.
Helpt tantgapenGa naar voetnoot5), tes een mespele.
Ghewonelicke.
En wiltse niet eten,
Maar geifse den coninc onversaecht,
65[regelnummer]
Want dit es de zelve conincghinne en maecht,
Daer ic u van te voren af hebbe ghewaecht:
Nempse in dancke.
| |
[pagina 289]
| |
Alwarich.
BedietGa naar voetnoot1) dees mespel op den coninc snel,
Of anders, al es u ghifte schoone,
70[regelnummer]
Si es niet weert een boone.
Ghewonelicke.
Ten eersten de croone,
Die met vijf tacken wert ghezien,
Die mach men up eenen coninc bezien
WanofGa naar voetnoot2) den eersten toe mach zijn ghezeyt
75[regelnummer]
In alle dijnghen rechtveerdicheyt;
Den anderen wijsheyt, die eenen coninc betaemt,
Of anders en es hij gheenen coninc ghenaemt;
Den derden goedertierentheyt, datGa naar voetnoot3) te zijne zaecht;
Den vierden voorsienicheit, den vijften maecht:
80[regelnummer]
Dat dient eenen coninc, zo ic begrijpe,
Ende dat de mespele es bruin en rijpe
Dat bediet, dat elc coninc ghepresen
Moet hebben een rijpe en manierlijcGa naar voetnoot4) wesen
Up zijn onderzaten tallen stonden.
Alwarich.
85[regelnummer]
Tes ontbonden.
Ghewonelicke.
Waert wel ghedaen!
Alwarich.
Dat doen de zonden.
Ghewonelicke.
Tes wel ontbonden.
Alwarich.
Al ons vermondenGa naar voetnoot5)
| |
[pagina 290]
| |
90[regelnummer]
Int beste wilt slaenGa naar voetnoot1).
Alwarich.
Tes wel ontbonden.
Ghewonelicke.
Waert wel ghedaen.
Alwarich.
Oorlof, her coninc, wij willen gaen
Als nu te desenGa naar voetnoot2).
Ghewonelicke.
95[regelnummer]
Die hoogste coninc (dats Christus gheprezen)
Wilt u, her coninc, ende al te samen
In hemelrijcke croonen. Zeght alle Amen.
|
|