In de recreatiezaal lazen bewoners de zaterdagkranten. Onder de lampekappen hing sigaretterook. David dacht aan de oppervlakte waartoe de wereld hier verengd was, de oppervlakte die hij had willen bepalen, alsof hij daarmee greep had willen krijgen op die tot een verbanningsoord gereduceerde wereld.
Hij liep voorbij de portiersloge en duwde de deur, die aanstond, open, voelde de warmte van de oktoberzon. Ook hier was een vijver, maar kleiner, hij lag dichter bij de kliniek dan bij de Schijndelseweg. Hij hoorde het doordringende, storende geluid van eenden. In de conversatiezaal wachtte men op het bezoek. Het zou zich hier onwennig voelen en twijfelen aan het bestaan van verslavingsklinieken.
Hij zag over de oprijlaan een auto rijden, hij kwam tot stilstand naast zijn Peugeot, waarvan de roestplekken alsmaar groter werden.
Er was geen ruimte meer op de parkeerplaats, het bezoek ging binnen.
Koerheuvel gaf David een hand.
‘Zo'n lange reis gemaakt en nog wel op zondag,’ zei David.
‘Je ogen zijn helderder,’ zei Koerheuvel, ‘man, wat heb jij eruitgezien. Vertel me 'ns hoe de therapie in haar werk gaat.’
‘In de groep,’ zei David, ‘moet je eerlijk zijn, zelfs 'n halve waarheid is 'n leugen.’
Hij keek naar Koerheuvels handen, die een plaats zochten op de houten bank bij de vijver. Hij dacht aan het bordeel in Den Helder. Een negerin bracht hem naar een schemerige ruimte, ze maakte hem angstig. ‘Tu n'as pas fait l'amour avec les noires?’ vroeg zij. Hij voelde de hitte van Mozambique op haar huid.
‘Je lessen worden uitstekend gegeven,’ zei Koerheuvel, ‘heb ik de indruk. Maar vertel nou eens over de therapie.’
‘Toen je me hier achterliet, die eerste dag,’ zei David, ‘heb ik Ingrid getekend. En Bolsflessen. Ik was opstan-