[Winsemius, Menelaus]
WINSEMIUS (Menelaus), geb. te Leeuwarden 25 Jan. 1591, overl. te Franeker 15 Mei 1639, zoon van den praeceptor Haijo Piers Winsemius, werd onderwezen op de latijnsche school onder rector J. Fungerus en promoveerde met grooten lof tot de hoogeschool. Op 4 April 1609 liet hij zich inschrijven als student aan de leidsche academie, waar hij eerst physica en wiskunde, daarna de medische wetenschappen beoefende, onder de leiding van P. Pauw, Vorstius, Heurnius en Bontius. Eerstgenoemde werd in 1613 zijn promotor. Naar Leeuwarden teruggekeerd vond hij in Dr. Nic. Mulerius, later hoogleeraar te Groningen, een vriendschappelijk raadsman, en met diens oudste dochter Christina trad hij 11 Juli 1613 in het huwelijk. Na een eenjarig verblijf te Emden vestigde hij zich als medicus te Leeuwarden en in Maart 1616 volgde zijn benoeming tot hoogleeraar in de medicijnen aan de hoogeschool te Franeker. Aan hem komt de eer toe aldaar den hortus botanicus te hebben aangelegd (1632). Voor de kennis van zijn onderwijs zijn belangrijk: Compendium anatomiae, disputationibus triginta sub (ejus) praesidio propositum (Fran. 1625) en J.A. van der Linden, Universae medicinae compendium, quinque centuriis, sub clypeo.... Men. Winsemii, publico examini decem disput. propositum (Fran. 1630).
Zijn door een onbekend kunstenaar geschilderd portret is in het stadhuis te Franeker.
Zie: Pierii Winsemii, Epistolae excessui optimi etc. fratris M. Winsemii, gevolgd door Arnoldi Verhel, Parentatio habita D.M. Winsemio (Fran. 1641); Vriemoet, Athenarum Frisiacarum, 163-165, add. 4; Paquot, Mémoires, II, 301; J. Banga, Geschiedenis van de geneeskunde en van hare beoefenaren in Nederland (Leeuw. 1868), I, 230 en volg.; W.B.S. Boeles, Frieslands hoogeschool en het Rijks Athenaeum te Franeker (Leeuw. 1879) II, 96-98.
Wumkes