[Willmar, Jean Georges Othon Martin Victorin Zacharie]
WILLMAR (Jean Georges Othon Martin Victorin Zacharie), geb. te Luxemburg 5 Sept. 1768, overl. aldaar 1 Jan. 1831, was de zoon van Johann Wilhelm Willmar en Anna Ursula Missin. Hij studeerde in de rechten en vestigde zich als advocaat in zijn geboortestad. Hij bekleedde daarna in den tijd, dat Luxemburg fransch was, verschillende rechterlijke, later administratieve, betrekkingen en werd bij de organisatie van het nederlandsch bewind bij Koninklijk besluit van 2 Oct. 1815 met ingang van 9 d.a.v. tot waarnemend gouverneur van het bij besluit van het weener congres tot groothertogdom verheven hertogdom Luxemburg benoemd. Dit groothertogdom kreeg als alle zuidnederlandsche provinciën de grenzen die de overeenkomstige departementen gehad hadden en dus die van het zeer uitgebreide maar betrekkelijk dun bevolkte departement Forêts. Alleen was er een uitzon dering gemaakt daar het weener congres bepaald had, dat de oostelijke zeer grillige grens vereen voudigd zou worden door de Moezel en de Sure als zoodanig aan te nemen. Het land ten oosten van die rivieren werd, behalve een deel der stad Vianden, aan Pruisen afgestaan.
Luxemburg werd geheel op dezelfde wijze als de overige provinciën bestuurd, terwijl het als deze eenige leden naar de Tweede Kamer afvaar digde. Ook in de Eerste Kamer was steeds ten minste één lid uit Luxemburg.
Daar op het weener congres bepaald was, dat het geheele groothertogdom zooals het als hertogdom voor 1794 bestaan had, tot den duitschen bond zou behooren, en het bleek, dat de admi nistratie van het militair contingent, dat aan dien, bond geleverd moest worden, te lastig was wan neer dit van uit drie provinciën geschiedde, bepaalde de Koning in 1816, dat al de gemeenten in Namen en Luik, die tot het hertogdom behoord hadden, tot het groothertogdom zouden terug keeren. Eerst moest grondig onderzocht worden welke gemeenten of deelen van gemeenten dit waren en nadat zulks geschied was, werd bepaald, dat met ingang van 1 Mei 1818 18 gemeenten uit Namen en 89 gemeenten uit Luik naar het groothertogdom zouden overgaan. Hierdoor werd het door Willmar bestuurde gebied nog weder sterk vergroot, hoewel ook de toegevoegde streek dun bevolkt was.