bij de vorming van het corps ingenieurs van den waterstaat 25 Dec. 1816 met ingang van 1 Jan. 1817 benoemd tot ingenieur 2e klasse en als arrondissements-ingenieur te Oudenaarden geplaatst. In 1824 werd hij naar Namen ver plaatst, waar hem de toen van den provincialen dienst afgescheiden rijksdienst werd opgedragen.
Hij ging in Oct. 1830 in belgischen dienst over en werd 16 Juli 1833 tot ingenieur 1e klasse der ponts et chaussées benoemd. Op 26 Mei 1837 volgde zijn benoeming tot hoofdingenieur 2e klasse, hij werd toen belast met de provincie Brabant ter standplaats Brussel. Sedert is hij aldaar blijven wonen. Op 30 Juli 1843 werd hij benoemd tot hoofdingenieur 1e klasse, op 20 Apr. 1846 tot inspecteur. Hem werd de 3e inspectie als dienstkring aangewezen, bestaande uit de provinciën Antwerpen, Brabant en Limburg. Eindelijk werd hij 27 Jan. 1850 benoemd tot inspecteur-generaal. Van 1852 tot 58 werden de inspecteurs bij ontslag niet vervangen, zoodat er in laatstgenoemd jaar geen hunner over was en hun dienst bij den zijne door Willmar werd waargenomen.
Hij huwde Désirée Cochard, bij wie hij een dochter had.
Ramaer