[Willem VI]
WILLEM VI, graaf van Henegouwen, Holland en Zeeland, 1404-17. Zoon van Albrecht van Beieren en Margaretha von Leichniz, bestuurde hij als Willem van Oostre vant in naam van zijn vader sinds 1389 Hene gouwen, waar hij na den moord op Aleida van Poelgeest (21 Sept. 1392) de opstandige en voort vluchtige Hoeken opnam en daarom gedurende twee jaren in conflict met zijn vader leefde. Na de verzoening in 1394 verkreeg Willem veel invloed op de regeering van Holland en Zeeland en leidde in hoofdzaak de mobilisatie en (tweeden) krijgs tocht van 1398 naar Friesland, welke leidde tot onderwerping van dit gewest (1 Aug. 1398). De nieuwe tocht van 1399 en het geven van friesche gebieden aan den hollandschen adel versterkten daar wel voor eenigen tijd 's graven gezag, maar toch ging Friesland in 1402 grootendeels en in 1414 door den val van Stavoren geheel voor Holland verloren. Willem begon in 1404 een oorlog tegen heer Jan van Arkel, welken hij voortzette toen hij in Dec. 1404 zijn vader opvolgde en in 1412 beëindigde met de verdrijving van de Kabel jauwsche Arkels en Egmonds. Aldus toonde Willem zich veel meer partijman dan zijn vader.
In de internationale politiek hield hij vast aan, het bondgenootschap met Bourgondië, dat Albrecht in 1385 had gesloten en bekrachtigd met het huwelijk van Willem met Margaretha van Bour gondië. In 1405 versterkte hij deze verhouding door de verloving van zijn eenige, vijfjarige dochter Jacoba met den franschen prins Jan van Tou raine, den lateren dauphin, hetgeen in 1415 wer kelijk tot het gewenschte huwelijk leidde. Toen hij in 1415 de opvolgingsrechten van Jacoba in de drie graafschappen door de standen had laten erkennen, meende hij sterk genoeg te staan tegenover keizer Sigismond, die vooral de bourgondische coalitie bestreed. In 1417 trok hij met zijn schoonzoon naar Frankrijk om diens rechten tegenover het huis Orleans te verdedigen, maar hij stierf te. Bouchain 2 Mei 1417, een maand na den dood van Jan van Touraine en liet aldus zijn jonge dochter verweesd en als weduwe achter. In het binnen landsch bestuur van Holland en Zeeland raad pleegde hij dikwijls de standen, die zich geheel van den grafelijken raad afscheidden en een vertegenwoordigend lichaam werden; van den anderen kant consolideerde zich ook het grafelijk gezag, vooral doordat eenige belastingen blijvend vloeiden.
Zie: Th.v. Riemsdijk, Tresorie en kanse larij van de graven van Holland en Zeeland uit het Henegouwsche en Beiersche huis (1908); T.S. Jansma, Raad en rekenkamer van Holland en Zeeland tijdens hertog Philips van Bourgondië (Utrecht 1932); E. Verwijs, De oorlogen van hertog Albrecht van Beieren met de Friezen in de laatste jaren der XIVe eeuw (Utr. 1869).
Post