[Willem II]
WILLEM II, graaf van Holland, Roomsch koning, geb. 1228 als zoon van Floris IV en Mathilde van Brabant, gesneuveld 28 Jan. 1256. Hij stond eerst onder voogdij van zijn oom Otto III, elect van Utrecht en aanvaardde in 1240 op twaalfjarigen leeftijd zelf de regeering in Holland en Zeeland. In 1246 werd hij in den strijd tusschen Paus en Keizer gewikkeld, erkende eerst den tegenkoning, en werd in 1247 op aan wijzing van hertog Hendrik II van Brabant, vooral door toedoen van aartsbisschop Koenraad van Hochstaden, tot Roomsch-koning gekozen. Aan vankelijk had hij weinig macht, veroverde met moeite Aken in 1248, waar hij gekroond kon worden. Eerst na den dood van Frederik II en het vertrek van Koenraad IV naar Italië en zijn huwelijk met Elisabeth van Brunswijk, werd hij door de meeste vorsten erkend (1252). Hij maakte van zijn koninklijke macht gebruik om het leensverband van Zeeland bewesten Schelde met Vlaanderen op te heffen en zijn zwager Jan van Avennes met rijksvlaanderen te beleenen (uitspraak van Frankfort in 1252). Het vlaamsche leger, dat de macht van Vlaanderen over Zeeland zou herstellen, werd Juli 1253 bij Westkapelle verslagen. Na Koenraad's dood (1254) was Willem de eenige, wettige, maar weinig machtige koning. Hij erkende 10 Maart 1255 den rijnlandschen stedenbond, maar handhaafde daarbij zijn koninklijk oppergezag. De begunstiging der Avennes bracht hem in 1254 in oorlog met Frankrijk, waar Karel van Anjou, koning van Napels toen het regentschap voerde, hetgeen waarschijnlijk de aanleiding werd, dat de geestelijke keurvorsten aan Ottocar van Bohemen de duitsche konings kroon wilden bezorgen. Misschien daardoor aan gezet hervatte Willem de oude, echt hollandsche territoriale politiek tegenover de Friezen. Maar op den krijgstocht tegen hen zakte zijn paard door het ijs, zoodat de Roomsch-koning door de vijanden vermoord kon
worden. In zijn eigen land begun stigde hij de steden, kwam echter in conflict met de stad Utrecht en gaf de vrije rijksstad Nijmegen aan graaf Otto II van Gelre. Hij werd in het klooster Middelburg begraven.
Zie: H. Pirenne, Bibliographie de l'histoire de Belgique2 (1931), 263; R. Post, Geschiedenis van Nederland I 1935, 222-229.
Post