zware ongesteldheid noodzaakte hem ontslag te vragen. Zijn overige jaren bracht hij in stilte te Maastricht door. De armen waren zijn algemeene erfgenamen. Sinds 1845 genoot hij als ‘vicarius-emeritus’ een pensioen uit 's Rijks kas van 150 gulden.
Zie: Kerkelijke Courant, Kath. nederl. stemmen 35e jaarg. (1869), no. 636; Handboekje zaken R. Kath. eeredienst XXV (1871), 176; XXIII (1869), 177.
Fruytier