graveur een leerling is geweest van Soutman. Zonder twijfel was hij de minst belangrijke van de drie broeders. Men kent verschillende portretten van zijn hand (Jac. van Campen, Ch. Drelincourt, Corn. Tromp, Nic. Tulp, Joan de Witt e.a.), verder eenige prenten met verschillende voorstellingen naar J. van Loo, Maratti e.a. Men vindt ze opgesomd bij Wessely, Nagler en Wurzbach.
Zie: Houbraken, De groote schouburgh der Nederlantsche konstschilders III, 77; van Eynden en van der Willigen, Geschiedenis der vaderlandsche schilderkunst I, 78; Immerzeel, De levens en werken der Hollandsche en Vlaamsche kunstschilders III, 199; Kramm, De levens en werken der Hollandsche en Vlaamsche kunstschilders VI, 1775; Obreen, Archief voor Nederlandsche kunstschilders II, 166; J. Wessely, Jan de Visscher en Lambert Visscher (1866); Oud-Holland (1886), 224; Nagler, Künstler-Lexikon XXIII, i.v.; A. Wurzbach, Niederländisches Künstler-Lexikon II (1910), 800 en de daar aangehaalde literatuur; J.A. Alberdingk Thijm, Portretten van Vondel (1876), 219; Havard, L'art et les artistes hollandais IV (1881), 40; D.F. Scheurleer, Ned. liedboeken (1912), 80, Suppl. (1923), 20.
Wijnman