[Thuynen, Theodorus van]
THUYNEN (Theodorus van), geb. 31 Maart 1679 te Leeuwarden, overl. te Dokkum 6 Sept. 1742, zoon van den hofmedicus Watze van T. en Uilkgen Riedsma, liet zich in 1695 inschrijven als student aan de hoogeschool te Franeker en 10 Sept. 1701 te Leiden. In 1703 werd hij te Franeker bevorderd tot Dr. theol. op een Disputatio de foedere Sinaïtico (Fran. 1703). Wegens buitengewone begaafdheden werd hem een honorarium van 500 gl. toegelegd door Gedeputeerde staten (17 Jan. 1704). Toen de leeuwarder classis hem had geëxamineerd, gewaagde zij van de heerlijke blijken van zijn doorwrocht verstand in de wetenschap der h. godgeleerdheid en hoofdstukken des geloofs.
Hij was predikant te Dronrijp (1704-1709) en Dokkum (1709 tot zijn dood) en ligt met zijn vrouw Aaltje Ydema (overl. 27 Juni 1743, oud 53 jaar) begraven in de kerk te Rinsumageest. Zijn Korte uitlegging van het Gereformeerd geloof (1722) gaf aanleiding tot een hevig geschil over het wezen des geloofs, waarbij hij krachtig werd bestreden door den groninger hoogleeraar Driessen in zijn Saulus bekeert en Het zaligmakend geloof tegen de verbastering van het Gereformeerd geloof, waartegen van Thuynen de pen opnam o.a. in Korte uitlegging van het Geref. geloof, verdedigd tegen A. Driessen enz. (1722). Ook de hoogleeraar J.A. Lampe trad tegen hem in het strijdperk met een academische verhandeling en v.T. verdedigde zich tegen hem in Korte uitlegging van het Geref. geloof, verdedigd tegen eenige akademische verhandelingen (1723). Met niet minder ijver bestreden hem de predikanten M. Swarte en J. Breukeland, als ook de student P. de Haas, van welken hij alleen den eerste beantwoordde in zijn Korte uitlegging van het Geref. geloof, verdedigd tegen M. Swarte, en bekende vervolgens dat hij te ver was gegaan. Behalve deze strijdschriften en een Brief aan den Heere betreffende de aanmerkingen welke A. Driessen tegen de verklaring enz. heeft uitgegeven, gaf hij nog in het licht: De rekeningen der tijden in de H. bladeren onderzogt, en overeengebragt (met de ongewijde schriften) (Leeuw. 1719); Rekeningen der tijden van de Sondvloed tot aan de Babylonische gevangenis (Amst. 1719). Van zijn werkje Over het geloof, verscheen in 1745 de 5de druk. Zijn zoon Valerius v.T. was med. doctor en vroedsman te Dokkum.
Zie: E.J. Diest Lorgion, De Nederd. Herv. kerk in Friesland (Gron. 1848), 227-230; Ypey en Dermout, Gesch. der