[Thyssen, Henricus]
THYSSEN (Henricus), minderbroeder-recollect, geb. 1755 te Gangelt, een dorp bij de Limburgsche grens, thans Pruisen, overleed te Antwerpen 31 Mrt. 1844. Hij volgde de lessen in de humaniora in het college te Sittard, waar hij een der eersten van zijn klas werd. Vervolgens trad hij in de orde van den H. Franciscus te Erkelenz bij Trier, 1775. Na zijn professie vervolgde hij zijn studiën in het klooster te Leuven; 1780 werd hij priester gewijd en verdedigde bij deze gelegenheid een godgeleerde thesis. 1782 was hij nog te Leuven en verdedigde er de volgende theses: Exercitationes Philologico-Sacras in Pentateuchum seu quinque libros Moysis, preside F. Jacobo Petre, defendent F. Henricus Thyssen, F. Joan. Bapt. Quedricx ejusdem ordinis, Lovanii in Conv. S.S. Trinitatis F.F. Min. Recoll. Die 15 Julii 1782 hora 9 ante et 3 post meridiem, 8 blz.
Na een kort verblijf in het klooster te Herenthals werd P. Thyssen overgeplaatst naar het studiehuis te Antwerpen als lector der theologie. Tevens was hij belast met de zielzorg der zieken in de hospitalen en in de gevangenissen, omdat hij de duitsche taal machtig was. Uit dien tijd dagteekenen de volgende godgeleerde stellingen: Theses theologicae de actibus humanis horumque regulis et defectibus, quas preside F. Henrico Thyssen ord. F.F. Minorum Recoll. S. Theologiae lectore defendet F. Walterus van Relegem ejusdem ordinis, Antverpiae in conventu FF. Min. Recoll., 19 Mart. 1793, 8 blz.; en Theses theologicae de tribus sacramentis quas praeside F. Henrico Thyssen Ord. FF. Min. Recoll. S. Theol. lectore defendent P. Paulus Cerstelot, F. Walterus van Relegem ejusdem ordinis, Antv. in conventu eorumdem Fratrum 7 Apr. 1794, 8 blz.
De fransche soldaten joegen P. Thyssen en zijn medebroeders uit het klooster 15 Jan. 1797. Hij vond een onderkomen bij de burgers der stad en wist zich te onttrekken aan het vonnis van verbanning, hoewel hij in stilte overal de Katholieken bijstond. Na het Concordaat, 1802, werd hij verbonden aan de kerk Sint-Carolus als biechtvader en predikant. Naar zijn predikatiën stroomde steeds een menigte volk, dat ook zijn biechtstoel belegerde. Pater Thyssen was de raadgever en trooster van de armen, lijdenden en verdwaalden der gansche stad. Meermalen stelde hij pogingen in het werk tot herstel van zijn klooster en orde, telkens moest hij de mislukking van dezeplannenondervinden. Na 1823 gaf hij alle hoop op. Intusschen was hij uit Antwerpen vertrokken naar Zeeland om zijn ouden medebroeder P. Wilh. Weiler, sinds 1768 pastoor te Goes, te hulp te komen. Goes was een statie der orde. 25 Febr. 1806 overleed aldaar Pater Ant. Adde, sinds 1796 kapelaan. De pastoor had een kapelaan verzocht aan den aartspriester van Holland en Zeeland, ten Hulscher. Hij kreeg een weigerend antwoord: de meesten mijner onderhoorige geestelijken, schreef hij, zijn niet zeer gezind om in Zeeland hun graf te zoeken. Hierop kwam Pater Thyssen hem bijstaan. Hij vertrok weer 5 Aug. 1807 naar Antwerpen, waarschijnlijk wegens de moeilijkheden, welke ontstonden over de opvolging van den overleden pater Weiler (Bijdragen bisdom Haarlem LXIV (1926) 28, 29). In Antwerpen leefde pater Thyssen geheel teruggetrokken te zamen met enkele medebroeders, arm en streng voor zich zelf, vol goedheid en gulheid voor de armen en ongelukkigen aan wien